Verslag ESLT Summer School van Gonzalo Fernández Gómez
"We moeten de menselijke kant van het literair vertalen blijven toelichten en verdedigen, maar we kunnen de voordelen van AI zeker omarmen", zo luidt een van de conclusies van Gonzalo Fernández Gómez, na het bijwonen van de ESLT Summer School 2024. Thema van deze editie: Training the teacher of Literary Translation: Creativity and the Human Factor. Lees Gonzalo's bevindingen in het volledige verslag.
Verslag ESLT Summer School 2024
door Gonzalo Fernández Gómez
Ik ga hier natuurlijk niets nieuws verkondigen als ik beweer dat het vak literair vertalen, samen met tal van andere creatieve beroepen, op een driesprong staat. Hoe moet het verder nu kunstmatige intelligentie – inmiddels min of meer definitief omgedoopt tot het Engelse acroniem AI – niet meer een vaag begrip is maar een zich razendsnel ontwikkelende werkelijkheid waar we met z’n allen dagelijks mee te maken hebben? Meer en meer bekwame en ervaren literaire vertalers om me heen overwegen om hun biezen te pakken teneinde een financieel veiligere haven te zoeken. Je zou kunnen spreken van een paniekreactie, maar de keiharde werkelijkheid is dat steeds meer uitgevers gaan experimenteren met de mogelijkheden van AI en willen onderzoeken of vertaalkosten verder onderdrukt kunnen worden door de vertaler slechts als post-editor in te zetten. Het gevolg is lagere tarieven, onrealistische verwachtingen over hogere productiviteit en minder plezier in het werk. Hoe maken we, in dat klimaat, een nieuwe generatie vertalers warm voor dit uitdagende vak waarin je jaren van je leven moet stoppen om een redelijk niveau van vaardigheid te bereiken? Hoe verkoop je aan jongeren een vak dat per definitie traag, met veel geduld en toewijding dient te worden uitgeoefend in deze tijden van snel, snel, snel?
Die netelige kwestie, met alle dilemma’s van dien, komt voor mij juist op het moment dat ik, na twintig jaar ervaring en bijna zeventig vertaalde boeken, klaar ben om de opgedane ervaring door te geven aan een nieuwe generatie. Mijn passie voor het vak is sterker dan ooit, daar zal het zeker niet aan liggen, maar als we jonge mensen willen overtuigen van de waarde van dit werk en de voldoening die je eruit haalt, hebben we iets meer nodig dan louter enthousiasme. Zonder institutionele steun gaan we dit niet redden. En dat is waar de European School of Literary Translation in beeld komt. Collega-vertaler en oud-deelnemer Michele Hutchison attendeerde mij afgelopen april op de ESLT Summer School 2024, een driedaagse online workshop waar ik tot dan toe niets van wist, georganiseerd door het ELV in samenwerking met het British Centre for Literary Translation, de San Pellegrino Foundation en het PETRA-E Netwerk.
Ik zal niet al te gedetailleerd ingaan op het programma, want dat is hier te vinden voor wie daar meer over wil weten of zich een beeld wil vormen van wat ongeveer te verwachten valt bij een volgende editie, maar het thema was mij op het lijf geschreven: Training the teacher of Literary Translation: Creativity and the Human Factor. In principe ging mijn aandacht uit naar de term creativity an sich. Dat was al aantrekkelijk genoeg voor mij, want mijn focus als literair vertaler – en sinds kort ook als mentor – ligt bij de creatieve kant van het vak. Literair vertalen is namelijk geen exacte wetenschap gebaseerd op precieze berekeningen, natuurwetten en wiskundige modellen die getoetst kunnen worden. In de spanningsboog tussen zo letterlijk mogelijk vertalen – brontaal-gerichte aanpak – en zo creatief en idiomatisch mogelijk – doeltaal-gerichte benadering – zal ik altijd aan de kant van het tweede team staan. Maar bij nadere bestudering van het programma begreep ik dat creativiteit niet alleen als een gereedschap van de vertaler werd gezien, maar misschien wel als dé reddingsboei voor het vak als geheel. De human factor van de titel verwijst, natuurlijk, naar de menselijke kant van de literaire productie, als significante en misschien enige vorm van tegenwicht tegen de alom opdoemende AI. Toen ging er een lichtje branden bij mij. De eeuwige discussie tussen de groep vertalers die letterlijkheid nastreeft en de groep vertalers die bevrijd wil worden van het korset van de brontekst om een zo natuurlijk mogelijk lopende vertaling te produceren, krijgt door de opkomst van AI een interessante wending. Als we letterlijkheid blijven bepleiten – zoals sommigen graag willen – is de kans namelijk groter dat we ingehaald worden door de zielloze algoritmes die op basis van big data vertalen. Alleen als we groot inzetten op de human factor – het menselijke vermogen tot emotie en het vinden van oplossingen out-of-the-box van de big data – kunnen we het vak literair vertalen naar waarde schatten. Alleen dan hebben we – misschien – een overtuigend argument om vertalers niet definitief te degraderen tot post-editors. De lezing van Cecilia Rossi (University of East Anglia) en haar miniworkshop (Rethinking Literary Translation as a Creative Writing Practice) was bijvoorbeeld een ijzersterk pleidooi voor het trainen van vertalers als schrijvers. Want dát is uiteindelijk wat vertalers doen: schrijven. Weliswaar met een brontekst die gevolgd dient te worden, maar het behoeft geen betoog dat het eindproduct – de vertaling – een opzichzelfstaande tekst is, of zou moeten zijn, met kenmerken die sterk afhangen van de benadering, stijl en kunde van de vertaler. De kern van haar bijdrage was dan ook: train de vertaler om als auteur te denken.
Erg waardevol ook, aan de kant van de creativiteit, was de lezing van Franco Nasi (Università degli studi di Modena e Reggio Emilia), die hier terug te zien is, waarin hij inzoomde op een aantal extreme gevallen van ogenschijnlijke onvertaalbaarheid en aantoonde hoe verrassend, speels en bevredigend de menselijke kijk is op problemen waarin de computer schrijnend in gebreke blijft.
Maar AI is natuurlijk niet alleen een bedreiging. Het is zeker ook een kans. Met name de lezing van Goedele De Sterck (Universidad de Salamanca), die uitgesproken enthousiast is over de mogelijkheden die AI biedt om ons werk te verbeteren door bijvoorbeeld beter inzicht te krijgen in de brontekst, was zeer leerzaam en rijk in praktijkvoorbeelden die meteen toegepast kunnen worden in de dagelijkse uitoefening van het vak en vooral – want daar ging het natuurlijk om – in de kennisoverdracht via opleidingen of workshops.
De conclusie laat zich makkelijk raden: we moeten de menselijke kant van het literair vertalen blijven toelichten en verdedigen, maar we kunnen de voordelen van AI zeker omarmen. Want AI, mits goed toegepast, kan ook een bruikbaar gereedschap zijn in de kist van de vertaler.
De lezingen lieten steeds veel ruimte voor aanvullingen en vragen van de deelnemers, wat leidde tot allerlei levendige debatten. Daarnaast kregen we diverse praktijkopdrachten die in kleine groepen werden uitgevoerd, waarbij gestreefd werd naar het samenstellen van een ideale les in literair vertalen. Onder de deelnemers was een goed evenwicht tussen vertalers met veel praktijkervaring en vertalers die zich vooral met het onderwijs bezighouden. Die verschillende achtergronden leverden een heel breed palet op aan invalshoeken, wat op zijn beurt een verrijkende uitwerking had op alle deelnemers.
Die rijkdom aan visies kwam ook voort uit het feit dat de workshop niet gericht was op een specifieke taalcombinatie. De deelnemersgroep bestond uit een heterogeen gezelschap van vertalers en vertaalonderwijzers met uiteenlopende bron- en doeltalen, waaronder – naast Nederlands – Pools, Turks, Italiaans, Engels, Hongaars, Arabisch, Perzisch, Chinees, Deens, Frans, Duits, Kroatisch, Fins en Zweeds.
Engels was de voertaal, iets wat allang als vanzelfsprekend wordt gezien in internationale academische kringen. In dat opzicht was ik zeer gecharmeerd van de woorden van Duncan Large (University of East Anglia), die als moderator en workshopleider fungeerde en zelf Engels als moedertaal heeft, toen hij zijn waardering uitsprak voor alle deelnemers die het Engels niet eens als werktaal hebben en toch moedig meedoen aan een Engelstalige workshop op academisch niveau. Die erkenning vond ik heel sympathiek, want het feit dat het Engels wereldwijd als voertaal wordt omarmd neemt niet weg dat dit een min of meer hoge drempel vormt voor mensen die deze taal slechts als tweede of zelfs derde of vierde taal gebruiken.
Al met al was de Summer School een zeer leerzame en verrijkende ervaring die ik iedereen kan aanraden die zich bezighoudt met literair vertalen en zich geroepen voelt om zijn of haar kennis over te dragen aan een nieuwe generatie. Die kennisoverdracht is een taak waar we niet serieus genoeg mee om kunnen gaan, zeker nu ons vak onder druk staat van een opkomende technologie die nog gereguleerd moet worden. Want, om met collega-vertaler Martin de Haan te spreken, "door taal en literatuur in handen te geven van AI, besteden we onze menselijkheid uit aan een algoritme dat geen gevoel, geen levenservaring, geen existentiële angsten en geen verlangens heeft" (de Volkskrant, 7 juni 2024). Wij hebben dus de taak om het literaire werk in handen van mensen te houden. De ESLT Summer School is een schitterend initiatief dat bijdraagt aan dat doel en alleen al daarom alle lof verdient. Rest mij dan alleen een gemeend woord van dankbaarheid te richten aan alle instanties die deze cursus mogelijk hebben gemaakt (het ELV, het British Centre for Literary Translation, de San Pellegrino Foundation en het PETRA-E Netwerk), want hiermee helpen ze om de vlam van ons mooie vak levend te houden en verschaffen ze ons de middelen om de fakkel door te kunnen geven.