Een literaire microkosmos in de oceaan. Notities van een vertaler

06 februari 2020 - Verslagen

Met zijn 60.000 sprekers is het Faeröers een van de kleinste talen van Europa. Het literaire fonds FarLit, een initiatief van het Faeröerse ministerie van Cultuur, organiseerde van 20 tot 24 november 2019 het eerste internationale seminar voor vertalers Faeröers. Roald van Elswijk doet verslag van dit bijzondere evenement in de hoofdstad Tórshavn. Over tien vertalers, achttien kleine eilanden en ontelbaar veel schapen.   

nordadalsskard

‘U moet nu echt gaan zitten.’ De Deense stewardess kijkt me streng aan. Ik doe alsof ik haar niet hoor. Als een kind schiet ik van de ene kant van het vliegtuig naar de andere, camera in de hand. Het is een heldere herfstdag. In de diepte zie ik de eilanden liggen; alle achttien spreiden ze zich in al hun schoonheid voor me uit. Een bekend beeld dat nooit verveelt. Besneeuwde bergtoppen, mistige dalen. Kleurige huizen, met gras bedekt, als uit de losse hand over het landschap uitgestrooid. De Faeröer, achttien kleine eilanden halverwege tussen Noorwegen en IJsland. In de eigen taal heet de eilandengroep Føroyar, letterlijk ‘schapeneilanden’. Ik ben onderweg naar de hoofdstad Tórshavn voor het eerste internationale seminar voor vertalers Faeröers. Het seminar is georganiseerd door FarLit, een fonds dat Faeröerse literatuur in het buitenland promoot. Met een slordige 60.000 sprekers is het Føroyskt een van de kleinste talen van Europa, en vertalingen in een niet-Scandinavische taal zijn schaars. Zelf vertaal ik alweer 15 jaar uit het Faeröers en uit de overige Scandinavische talen in het Nederlands. In 2008 redigeerde en vertaalde ik de bloemlezing Windvlinders, met poëzie van acht dichters. Ergens in mijn backpack zit een exemplaar. 

Vanuit de hele wereld zijn ze naar deze afgelegen eilanden gereisd om over literatuur te praten.

De bus wurmt zich door dalen en kilometerslange tunnels een weg naar Tórshavn. De hoofdstad met haar 20.000 inwoners ligt op het grootste eiland, Streymoy. De eilanden zijn door vele tunnels en veerboten met elkaar verbonden. We moeten meermaals stoppen omdat er een verdwaald schaap over de weg loopt. In dit land waar meer schapen dan mensen wonen een bijna alledaagse situatie. Boven Tórshavn ligt het Norðurlandahús, het grootste cultuurhuis van het land. Een architectonisch hoogstandje opgetrokken uit hout en glas, dat het toneel vormt voor de eerste vertaalworkshops. We bespreken een fragment uit Korallbrúni van dichteres Anna Malan Jógvansdóttir. Nieuwsgierig kijk ik om me heen. Vijf mannen, vijf vrouwen, gemiddelde leeftijd zo’n 35. Sommigen zijn beginnend vertaler, anderen meer ervaren. Mijn collega's vertalen in grote talen als het Engels, Portugees en Russisch. Ook kleinere talen als het IJslands zijn vertegenwoordigd. Vanuit de hele wereld zijn ze naar deze afgelegen eilanden gereisd om over literatuur te praten. ‘s Avonds drink ik een borrel met de Rus, Andrei. Hij vertelt dat hij geïnteresseerd is in Nederlandse dialecten. In zijn vrije tijd luistert hij graag naar Normaal. Achterhoekse klanken in Moskou, ik krijg het beeld niet van mijn netvlies. 

Vanuit mijn hotelkamer kan ik Nólsoy zien liggen, het eiland aan de overkant van de baai. Het is donderdag. Een bus brengt ons naar de Norðoyar, de noordelijke eilanden. Onderweg stoppen we bij Norðadalsskarð voor een groepsfoto: tien vertalers en de coördinator van FarLit, Urd Johannesen. Regen blaast in mijn gezicht. Op de achtergrond, in mist gehuld, het kleine eiland Koltur. Aangekomen op de noordelijke eilanden krijgen we een rondleiding door Gøta, op het eiland Eysturoy. Een handjevol houten huizen met grasdaken, met een weids uitzicht over zee. Het is de geboorteplaats van een bekende vikinghoofdman, uit een van de middeleeuwse saga’s. Naast de eeuwenoude huizen staat het nieuwe raadhuis, een ontwerp van de plaatselijke architect Ósbjørn Jacobsen. Hij is ook de architect van Harpa in Reykjavík, een van de fraaiste concertzalen die ik ken. Jacobsen vertelt over zijn open ontwerpen en de synergie van glas, hout en water. In Klaksvík, na Tórshavn de grootste stad van de Faeröer, bezoeken we het atelier van kunstenaar Edward Fuglø. De dag wordt afgesloten met een proeverij bij de grootste bierbrouwerij van het land. Ik laat me overhalen om de jenever en kruidenbitter te proberen. Met name de bitter, Einars, smaakt goed. Het kost me die avond weinig moeite om de slaap te vatten.

Het verwondert niet dat ik vaak de vraag krijg waarom ik vertaal uit een van de kleinste talen van Europa.

‘Weet je dat je praat met de enige vertaler Faeröers-Nederlands?’ Het klinkt als een originele openingszin, of in ieder geval het begin van een goed gesprek. Het verwondert niet dat ik vaak de vraag krijg waarom ik vertaal uit een van de kleinste talen van Europa. Aan het ontbijt bespreken we onze interesse voor de taal en literatuur van deze eilanden. Ik blijk de enige te zijn met een universitaire achtergrond in de Scandinavistiek. De anderen hebben op de Faeröer gewoond, hebben een Faeröerse partner of hebben zich de taal op een andere manier eigen gemaakt. Ik studeerde Scandinavistiek en Oudgermaans in Groningen, met Estisch en Frans als bijvakken. Later kwamen daar nog talen als het Hebreeuws en Italiaans bij. Sinds 2003 werk ik als literair vertaler, met name uit het Noors, Faeröers en IJslands. Het Faeröers heeft voor mij een zekere charme, met name vanwege de rijkdom aan vocalen en de uitspraak, die zo afwijkt van de buurtalen. De taal is een belangrijk instrument geweest in de nationalistische strijd en staat bij de bevolking in hoog aanzien. Die trots steekt men niet onder stoelen of banken. Dichters en schrijvers worden, net als in buurland IJsland, zeer gewaardeerd. Hoe anders is dat soms bij ons in de polder. 

Al weken zie ik uit naar het bezoek aan het huis van de bekendste Faeröerse schrijver, Wiliam Heinesen. Ik ben er niet eerder geweest. Zijn zoon Zacharias, 83 jaar oud, leidt ons rond. De werkkamer van zijn vader is exact bewaard gebleven zoals hij was. In de oude schrijfmachine steekt nog een vel papier. Achter in de tuin staat een eenvoudige hut waar Heinesen de meeste van zijn romans schreef. Later drinken we koffie met een paar auteurs; sommige ken ik nog van vroeger. Kinderboekenschrijfster Rakel Helmsdal is er ook: een hippe dame met blauw haar, in een zwartleren broek. Ze heeft net een nieuw boek gepubliceerd: Loftar tú mær? (Vang je me?), ‘een blij verhaal over de dood’. Later die week leest ze het boek voor aan een groep kleuters, tijdens het Bókadagar-festival. Ik neem me voor een aantal hoofdstukken te vertalen. ‘s Middags zijn we vrij. Ik neem de bus naar Miðvágur en vandaar het bergpad naar Sørvágsvatn, het bekende ‘meer boven de oceaan’. Het begint al te schemeren. Langzaam klim ik naar het hoogste punt. Dit is het mooiste uitzicht dat ik ken. In de diepte beukt de Atlantische Oceaan tegen de rotsen. Meeuwen schieten langs de steile rotswanden, in de verte grazen wat schapen. Ik staar uit over de oceaan. Ik ben helemaal alleen.  

‘Voor een klein taalgebied als het onze zijn goede vertalers onontbeerlijk’.

Zaterdag. Ik maak een laatste wandeling door Tórshavn. Op de ijsbaan naast het stadhuis schaatsen kinderen met bontgekleurde mutsen. Even verderop ligt Føroya Landsbókasavn, de Nationale Bibliotheek. Binnen is het warm. Vanwege het seminar heeft men een expositie met vertalingen ingericht. Ook mijn bloemlezing zie ik in de vitrine liggen. 's Middags begint in het Norðurlandahús het grootste literatuurfestival van het land, Bókadagar. Ik loop langs de kraampjes met boeken en praat met wat uitgevers. In het hele gebouw zijn lezingen en workshops, overal liggen kinderen te lezen. Er is een paneldebat over ‘de betekenis van vertalen’, zeven van ons nemen daaraan deel. De discussie gaat met name over de functie van vertalingen voor een klein taalgebied. Vertalers zijn de veelal onzichtbare ambassadeurs van een taal: de literaire lobbyisten, die culturen met elkaar verbinden. Goede vertalers zorgen voor meer goede vertalingen. Binnen Scandinavië neemt het aantal literaire vertalingen uit het Faeröers toe. De kinderboeken van Rakel Helmsdal zijn in meerdere talen vertaald, misdaadschrijver Jógvan Isaksen doet het goed en ook Faeröerse poëzie verschijnt regelmatig in vertaling. Dit internationale vertalersseminar kan ook de bekendheid van Faeröerse literatuur buiten Scandinavië vergroten. Na afloop van het debat bedankt de voorzitter van het Schrijversfonds ons voor onze inzet. Haar woorden zijn hartelijk: ‘Voor een klein taalgebied als het onze zijn goede vertalers onontbeerlijk’. Even krijg ik kippenvel.

's Avonds is er een diner voor de vertalers, organisatie en een aantal schrijvers. Het is de officiële afsluiting van het seminar. Locatie is een fraai 18e-eeuws pakhuis dat inmiddels dienst doet als cultuurpodium. Alle vertalers dragen een deel voor van het gedicht van Anna Malan Jógvansdóttir, dat we eerder tijdens een workshop hebben besproken. De klanken van het Italiaans, Noors en andere talen vermengen zich met de geuren van traditionele Faeröerse gerechten. De sfeer is gemoedelijk. Later op de avond lees ik samen met Jóanes Nielsen het gedicht Een handvol halleluja voor, een lofzang op de vagina. Het is een van zijn bekendste gedichten en het publiek reageert enthousiast. Na afloop maak ik kennis met een aantal dichters en uitgevers die ik niet eerder ontmoet had. Iedere keer ben ik weer verbaasd over het aantal mensen dat werkzaam is in de literaire wereld. Voor een land met nog geen 60.000 inwoners is het culturele klimaat op de Faeröer levendig en veelzijdig. Er zijn meerdere uitgeverijen, verschillende literaire tijdschriften en een actief schrijversfonds. Er is een kleine universiteit waar je onder andere Faeröers kunt studeren, zowel op bachelor- als masterniveau. In 2019 werden bijna 100 nieuwe Faeröerse boektitels gepubliceerd, zowel poëzie en romans als lesboeken en jeugdliteratuur. Voor een dermate klein taalgebied is dit een verbazingwekkend groot aantal. Het lijkt goed te gaan met de eilandliteratuur in dit deel van Scandinavië. En nu dus een internationaal seminar voor vertalers. Tien vertalers op achttien kleine eilanden met ontelbaar veel schapen. Een literaire microkosmos, midden in de Atlantische Oceaan. 

De volgende ochtend moet ik al vroeg naar het vliegveld. Ik deel een taxi met een van de Amerikanen en de Noorse vertaler. Ik probeer een gesprek aan te knopen, maar merk dat ik moe ben. Buiten trekt het landschap als in een film aan ons voorbij. Het regent. Door de bekende tunnels gaat het richting het vliegveld. We stappen uit, ik snoer mijn backpack op mijn rug. Ik kan merken dat ik veel boeken gekocht heb. In de taxfree-shop koop ik nog snel een fles kruidenbitter. Het vliegtuig naar Kopenhagen zit vol. Twee rijen verderop zit een blond meisje van vier, vijf jaar oud. Ik pak het boek van Rakel Helmsdal uit mijn tas en begin te lezen. Wanneer ik opkijk, zie ik dat het meisje me nieuwsgierig aankijkt. Ik ga op mijn hurken bij haar zitten en laat haar de illustraties in het boek zien. Verlegen kruipt ze tegen haar vader aan. Ik vertel haar ouders dat ik vertaler ben en dit boek in het Nederlands wil vertalen. In Kopenhagen sta ik op om mijn bagage te pakken. Het meisje kijkt me weer aan. “Farvæl”, groet ik. Het meisje lacht.

nolsoy
rondleiding_door_gota
foroya_landsbokasavnid
windvlinders
bokadagar
sorvagsvatn