Verslag ELV Masterclass over muzikaliteit en rijm
Op maandag 1 december gaf Bette Westera een introductie tot het vertalen van kinderboeken, met speciaal aandacht voor muzikaliteit en rijm. Aan de hand van voorbeelden uit haar eigen rijke vertaaloeuvre lichtte Westera verschillende vertaalproblemen toe, om zo de kneepjes van het vak over te brengen. Deelnemer Janine Cathala-Vette schreef er een verslag over.
Een vak apart: het vertalen van kinderliteratuur
Door Janine Cathala-Vette
Toen ik vorig jaar mijn certificaat van de Vertalersvakschool ontving, was ik opgelucht; eindelijk had ik een repliek op de terugkerende vraag die mijn kinderen me stelden en die steevast een existentiële nevel in mijn hoofd deed neerdalen: wat bén je nou eigenlijk?
Literair vertaler, ha, daar hadden ze niet van terug. Dus mama was eindelijk klaar met school? Nou, nee. Een van de mooiste facetten van literair vertalen vind ik dat je nooit bent uitgeleerd. Nu ik het op eigen kracht moet doen, zonder de inzichten van Martin, Rokus, Sanne, of andere docenten van wie ik de stemmen bij het vertalen nog steeds in mijn hoofd hoor, is zo’n masterclass van het ELV een kans die ik met beide handen aangrijp. En ook dit keer keek ik weer hongerig uit naar een nieuwe hap kennis.
Als voorbereiding op haar Masterclass Muzikaliteit en rijm in kinderboeken vroeg gevierd kinderboekenschrijfster en -vertaalster Bette Westera ons om een door haar gekozen rijmpje, liedje en limerick te vertalen. IJverig ging ik aan de slag, maar al snel merkte ik: dit lukt niet. De “gouden vertaalregels” die ik me tijdens mijn opleiding eigen had gemaakt en die sindsdien door mijn hoofd galmden, werden onmiddellijk overstemd door een rits dilemma’s die zich als hete hangijzers aandiende. De vertaalsoftware in mijn hoofd stuurde me een foutmelding en radeloos staarde ik naar mijn beeldscherm waarop Dr. Seuss me narde met deze regels:
At our house
we open cans.
We have to open
many cans.
And that is why
we have a Zans
A Zans for cans
is very good.
Have you a Zans for cans?
You should.
Een enorm strakke cadans, die Engelse compactheid, een neologisme, een kolderieke inhoud en als klap op de vuurpijl ging het versje gepaard met de tekening van een uit zijn voegen gebarsten geit met horens die als blikopener werden gebruikt. Wat moet ik met het setje Zans en cans? “Blikjes” of “blikken” is mij te lang voor het ritme van dit rijmpje, zeker omdat het woord zo vaak terugkomt en bovendien krijgt het eveneens omnipresente Zans dan ook twee lettergrepen. Ik kies voor “blik” en die open je met een “Vlik”. Na lang wikken en wegen, hopelijk krijg je bij kinderboeken op rijm niet per woord betaald, zet ik eindelijk de tweede strofe op papier:
Een Vlik voor blik
is geen flop.
Heb jij een Vlik voor blik?
Top!
Ik snuffel nog wat aan de eerste strofe, stoei vervolgens met de canon, maar bij de limerick aangekomen zakt de moed me in de schoenen en vraag ik me af: hoe vertaalbaar is dit? Voor het vertalen van dit soort kost moet ik de regels niet alleen buigen maar breken. Nietwaar? Ik kan het niet meer in de groep gooien, heb geen hulplijnen meer, niemand die over mijn schouder meeleest, nee, ik word geacht dit klusje, en alle andere, nu zelf te klaren. Dan gaat er een lichtje branden: de Kennisbank van het Expertisecentrum Literair Vertalen. Ik meen me te herinneren dat die een dossier over het vertalen van kinder- en jeugdliteratuur bevat. Bingo. Aandachtig lees ik de artikelen van gelauwerde vertalers als Lies Lavrijsen, Annelies Jorna en Edward van de Vendel en voel me gesterkt: Jorna heeft het over ‘smokkelen’ en van de Vendel noemt vertalen op rijm geen vertaling maar een bewerking.
Bette Westera beaamt dat tijdens de masterclass. Maar op de vraag of je bij het vertalen voor kinderen dan meer mag sjoemelen, antwoordt ze stellig van niet. Het sjoemelgehalte ligt niet hoger dan bij volwassenenliteratuur. Kinderboeken vertalen doet vooral een beroep op de ambachtelijke kant van schrijven, het is niet zozeer vertalen maar hertalen, legt Westera uit, dus we moeten ons vooral niet krampachtig vastklampen aan eindrijm, maar creatief zijn en andere oplossingen zoeken, zoals binnenrijm of alliteratie, want “liever een goed lopende prozatekst dan een rammelend sinterklaasgedicht”.
De vraag is dus niet óf je vrij moet vertalen maar hoe vrij dat mag – of moet – zijn. Wanneer Westera oppert dat je van een limerick soms best een kwatrijn mag maken, zetten de cursisten grote ogen op. Limericks zijn nou eenmaal onvertaalbaar, vindt Bette en dat blijkt als we aan de slag gaan met dit exemplaar van Edward Lear.
There was an old Lady of France,
Who taught little ducklings to dance;
When she said, “Tick-a-Tack!”
They replied, “Quack!”
Which grieved that old Lady of France.
Die Lady of France was in mijn vertaling een dame uit de Provence geworden en de ducklings waren braaf eendjes gebleven, maar andere vertalers hadden zich glansrijk uitgeleefd. Er kwam een hele stoet dieren langs en de oude dame, die voor de klank of de rijm ook kon muteren in een oude heer, was vaak Nederlands. In andere versjes raasden er intercity's voorbij, vertoefden we in Zeeland of Almere of maakten we kennis met Truus of Sjaan. En dat brengt me bij een volgend vertrouwd vertaalvraagstuk, namelijk het omzetten van cultuurspecifieke elementen. De notie van foreignness leidt in de vertaaltheorie tot twee uitersten: het uit de mode geraakte domesticeren, ook wel naturaliseren, wat zogenaamde HEMA-vertalingen oplevert, en exotiseren, want “kinderen moeten opgevoed worden tot wereldburgers” zoals Lavrijsen schertsend stelt in haar artikel “Kinder-en jeugdliteratuur vertalen: niet voor watjes”.
Westera is van mening dat de leeftijd van de doelgroep allesbepalend is. Zo moeten prentenboeken vooral duidelijk zijn en aansluiten bij de belevingswereld van de jonge lezer. Als vertaler schotel je een Nederlandse kleuter niet zo snel een ontbijt van baked beans and eggs voor, vindt ze, terwijl tieners daar over het algemeen juist van smullen, omdat die vaak open staan voor andere culturen en nieuwsgierig zijn naar de gewoonten en gebruiken in andere landen.
Maar belangrijker nog is de muzikaliteit van een kinderboek. Bij prentenboeken in het bijzonder draait het vooral om klank en ritme, de inhoud van het verhaal komt op de tweede plaats. Het doet me denken aan wat dramaturg, cabaretier en programmamaker Jacques Klöters schreef over het vertalen van liedjes: “Een tekst die wil werken in een musical moet zo helder zijn als een verkeersbord en lekker bekken als een aftelrijm.” Dat Bette Westera zich daarbij aansluit, blijkt uit het lied dat ze aan het eind van de masterclass inzet om ons te laten horen dat een zekere regel een opmaat nodig heeft.
Ook iets om in gedachten te houden is het taalgebied waaruit je vertaalt. Het register van Franse jeugdboeken zit vaak wat hoger dan dat van ons en Engelse kinderboeken zijn vaak formeler, dus die zul je moeten afschalen, aldus Bette.
Maar kinder- en jeugdliteratuur bestaat in alle soorten en maten, van prentenboeken tot young adult. Het is geen genre op zich en dus is er geen dwarsdoorsnede van het kinderboek waar je specifieke vertaalstrategieën op kunt loslaten.
Na deze workshop realiseer ik me eens te meer dat elke knoop die een vertaler doorhakt bepalend is voor de sfeer van het verhaal. Elke keuze kan de constructie van het verhaal oprichten of juist doen afbrokkelen. Wat Albert Camus zei over het leven geldt ook voor een vertaling: het is de som van al onze keuzes.
Dat is nogal een verantwoordelijkheid... Gelukkig is er volgende week weer een masterclass.