De Arabische vertalingen van Nederlandstalige literatuur zijn vrij schaars en zijn meestal via een tussentaal, zoals het Engels of Frans, tot stand gekomen. Waarschijnlijk heeft dit te maken met het feit dat Nederland historisch gezien relatief weinig betrekkingen heeft gehad met de Arabische wereld, zeker als we dit vergelijken met Groot-Brittannië en Frankrijk die koloniën en mandaatgebieden in de Arabische wereld hebben gehad. Bovendien is de Arabisch sprekende minderheid in Nederland relatief klein en bestond deze tot kortgeleden voornamelijk uit gastarbeiders die in de jaren zestig en zeventig naar Nederland waren gekomen. De jongere generatie die meereisde heeft pas later schrijvers en vertalers voortgebracht, zoals Abdelkader Benali, Hafid Bouazza en Naima El Bezaz. Hoewel Nederland de afgelopen decennia een aanzienlijke toename heeft gezien in het aantal hoogopgeleide immigranten, blijft het aantal vertalers van Nederlandstalige literatuur naar het Arabisch nog steeds laag (zie het uittreksel van de vertalingendatase van het Letterenfonds).
Een paar voorbeelden van boeken die via een tussentaal naar het Arabisch zijn vertaald, zijn: Max Havelaar van Multatuli, De Omweg van Gerbrand Bakker, Het diner van Herman Koch, De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld en Het achterhuis van Anne Frank. Er zijn ook boeken die rechtsreeks vanuit Nederlands naar het Arabisch zijn vertaald, zoals Jij zegt het van Connie Palmen, Malva van Hagar Peeters, De Aanslag en De ontdekking van de Hemel van Harry Mulisch, Oeroeg van Hella S. Haasse, Oorlog en Terpentijn van Stefan Hertmans en Hersenschimmen van J. Bernlef.
De Arabische wereld bestaat uit meer dan 20 landen met elk hun eigen dialect en subdialecten. De dialecten kunnen soms sterk van elkaar verschillen, afhankelijk van de geografische ligging van de landen. Een Syriër kan moeilijk bijvoorbeeld met een Marokkaan communiceren, als ieder zijn eigen dialect spreekt. Het onderwijs in alle Arabische landen wordt echter in Standaardarabisch gegeven. Ook boeken, kranten en officiële documenten worden in Standaardarabisch uitgebracht. Wie onderwijs heeft genoten, kan boeken lezen die in een ander Arabisch land zijn uitgegeven, ondanks dat er soms bepaalde woorden of uitdrukkingen instaan die alleen in het land van de uitgever voorkomen. Dit is te vergelijken met Vlaams en Nederlands. In landen zoals Egypte worden de maandnamen volgens de christelijke kalender fonetisch gebruikt, met wat kleine wijzigingen in de uitspraak, (‘januari’ wordt uitgesproken als يناير “Yanayir”, ‘mei’ als مايو ‘mayo’). In andere landen, waaronder Syrië, worden de maanden genoemd volgens het klassieke Arabisch.
Nederlands en Arabisch staan ver van elkaar af. Nederlands behoort tot de Germaanse talen, Arabisch tot de Semitische talen. Zij verschillen in grammatica en zinsbouw en gebruiken respectievelijk het Latijnse en Arabische alfabet. De Nederlandse en Arabische cultuur verschillen weliswaar van elkaar, maar ze tonen ook zeker overeenkomsten. De menselijke eigenschappen en gevoelens zijn universeel. In alle culturen lachen mensen als ze blij zijn en huilen als ze verdrietig zijn. De verschillen zijn in die zin vormelijk en niet essentieel. Er wordt gezegd ‘onbekend maakt onbemind’, en het is de taak van de vertaler het ‘onbekende’ ‘bekend’ en zelfs ‘bemind’ te maken.