Het vertalen van Bryan Washingtons Lot: Mijke Hadewey van Leersum, Joost Jungsik Vormeer en Reshma Jagernath

15 september 2022 - Onderwijs

Dit najaar verschijnt de verhalenbundel Lot van Bryan Washington, in vertaling van 13 nieuwe vertalers. Zij volgden dit jaar een vertaaltraject van het Vertalershuis Amsterdam / Nederlands Letterenfonds, het Expertisecentrum Literair Vertalen en Nijgh & Van Ditmar, waarbij ze onder begeleiding van mentoren aan de slag gingen met elk een verhaal uit de bundel. In aanloop naar de publicatie publiceren we hun blogs. Dit keer aan het woord: Mijke Hadewey van Leersum, Joost Jungsik Vormeer en Reshma Jagernath.

Collage van het omslag van Lot en portretfoto's van Mijke, Joost en Reshma.

Mijke Hadewey van Leersum over 'Bayou'

Lekker vertalen

Als je vertaalt, moet je voortdurend keuzes maken. Over de woordkeuze, de zinsvolgorde, over toon en stijl. Ik geloof dat elke vertaler anders kijkt en dat waar twee vertalers vertalen, je altijd zult eindigen met twee verschillende verhalen. Ergens is dat gek, want een verhaal heeft maar één plot en het plot is onveranderlijk.

Het plot van mijn verhaal ‘Bayou’ is redelijk absurdistisch. De hoofdpersoon, TeDarus, wordt gebeld door zijn beste vriend, Mix, die bij de bayou een chupacabra heeft gevonden, een mythologisch wezen dat een soort kruising is tussen een wilde hond en een hyena. Mix wil de chupacabra gebruiken om beroemd te worden maar TeDarus steelt het dier om mee te pronken bij zijn ex, waardoor ze hun kans om beroemd te worden mislopen.

De vertelstem in dit verhaal fascineerde me direct. De hoofdpersoon is grappig en uit zijn observaties klinkt door hoe slim hij eigenlijk is. Zijn leven is verre van ideaal. Hij heeft zijn school niet afgemaakt, werkt in een sushirestaurant waar hij eigenlijk niet wil zijn en zijn ex beweert zwanger van hem te zijn maar is eigenlijk met een ander. Dat uitzichtloze lees je vooral tussen de regels, aan de manier waarop hij het verhaal vertelt. Kijk maar eens naar deze passage:

I left the womb in the Emergen-C off the feeder road, but Gran tells everyone I was spawned here too. It makes a better parable than her daughter’s drunken delivery, and the cigarettes they’d taken from her purse like right afterwards. [nadruk door mij].

Toen ik begon aan mijn vertaling, vertaalde ik braaf de inhoud van de zin en de Emergen-C werd gewoon een eerstehulppost. Maar tijdens een van de feedbackrondes wees iemand me op de ongebruikelijke spelling in de brontekst. We concludeerden dat een Emergen-C waarschijnlijk de McDrive onder de ziekenhuizen is. Dus ging ik op zoek naar een scherpere Nederlandse vertaling.

Ik dacht eerst aan snelwegrestaurants. Misschien kon ik een nieuw woord verzinnen? Een ‘afhaal-eerstehulp’? Te vaag. Een ‘Eerste-Hulp-Bij-Ongewensten’? Te ver van de brontekst af. Uiteindelijk heb ik gekozen voor ‘een derderangs eerstehulppost’. De tegenstelling van ‘derderangs’ en ‘eerstehulp’ sluit aan bij de terloopse cynische toon van de verteller, zonder dat de zin te vervreemdend wordt voor de lezer.  

Voor de tweede, de ‘daughter’s drunken delivery’, was het ook even zoeken. Ik begon met een ‘beschonken bevalling’, om zo nog iets van de alliteratie overeind houden, maar dat klinkt in het Nederlands onnatuurlijk. Toen begon ik te spelen met ‘haar dochter [die] dronken was toen ze mij het leven schonk’. Een constructie met alliteratie, binnenrijm en een knipoog naar drank door het werkwoord ‘schenken’ erin te verwerken, maar het ritme viel zo wel een beetje weg. Gelukkig is dat vaak te verhelpen door de zin nog wat om te gooien, en uiteindelijk ben ik gegaan voor ‘[een beter verhaal] dan dat haar dochter mij dronken het leven schonk’.

Waar je als vertaler soms voor moet oppassen is dat je de stem van de hoofdpersoon niet gaat polijsten. Op een gegeven moment vertelt TeDarus over het moment dat zijn baas er bij voorbaat al vanuit gaat dat hij eten steelt. Hij besluit dat hij het dan net zo goed ook maar echt kan doen. ‘I became a true Hamburglar’, zo omschrijft hij zichzelf.

Aangezien de hoofdpersoon in een sushirestaurant werkt, leek het mij leuk om dat te vertalen met ‘een heuse visjesdief’. Maar de Hamburglar is een plaaggeest uit McDonalds-reclames van vroeger. Dat soort cultuurspecifieke elementen dragen bij aan de wereld waarin de brontekst zich afspeelt en dus is het goed om zo’n element juist onvertaald te laten, ook al vind ik zelf ‘visjesdief’ een mooier woord. 

Waar ik me wél kon uitleven, was bij het vertalen van de beledigingen. Een belediging is een uitgelezen kans om te spelen met de toon van een verhaal. Bovendien zegt een belediging vaak veel meer over de afzender dan over de ontvanger en levert het eigenlijk altijd een vertaalprobleem op. Kijk maar naar deze uitwisseling, met daaronder mijn vertaling.

Go off and play kitchen, said Mix. He was already dialing.

            Go play the other man, he said. Earn some pennies for your bastard.

            You fuck all the way off with that.

            It’s not like you don’t already know.

 

Ga jij lekker keukentje spelen, zei Mix. Hij stond al een nummer in te toetsen. 

            Ga lekker vadertje spelen, zei hij. Centjes verdienen voor je bastaard.

            Hou anders even je bek daarover. 

            Alsof je dat nog niet wist. 

Mix fileert hier in een paar korte zinnetjes even haarfijn de troosteloze situatie van TeDarus. Ik was voor de vertaling dan ook op zoek naar diezelfde treiterende toon. Dat heb ik geprobeerd te bereiken door ‘lekker’ te gebruiken. Nederlanders gebruiken het voor van alles: lekker weer, lekker eten, lekker bezig. Maar ook om een trap na te geven. Daarnaast heb ik gekozen voor verkleinwoorden. Door een woord te verkleinen, maak je het minder belangrijk. Lachwekkend, of sneu zelfs. En dat is hoe het leven van mijn hoofdpersoon hier geschetst wordt. Als een grap, of iets onbeduidends. En als een toneelspel, het is allemaal niet echt.

Het plot is één ding. Personen gaan van A naar B, er zijn helden en slechteriken en uiteindelijk komt alles goed (of niet). Maar het gevoel van een verhaal, de sfeer, de toon en de stijl, daarvoor moet je in de huid van de personages kruipen. En luisteren. Hoe praten ze over zichzelf? En tegen anderen? Wat vertellen ze met hun woordkeuzes?

Als je daar een gevoel bij hebt, kun je eigenlijk pas echt aan de slag. Dan begint de zoektocht naar dat ene woord of die ene zin die net het verschil maakt. Alle kleine keuzes die je onderweg maakt, vormen uiteindelijk weer samen één verhaal. Die reis zal er voor iedereen anders uitzien, maar dat is juist het mooie. Vertalen is een vak van verrijking.

Mijke Hadewey van Leersum is sinds haar afstuderen aan de master Literair Vertalen in Utrecht in 2018 werkzaam als literair vertaler uit het Engels en Zweeds. Ze vertaalt voornamelijk kinder- en jeugdliteratuur maar ook literaire fictie, zoals De Vrouwen van Vardø van Kiran Millwood-Hargraves (Orlando). Naast vertalen werkt ze aan haar eigen verhalen als schrijver en muzikant. 

Joost Jungsik Vormeer over 'Peggy Park'

Warmlopen

Peggy Park in Houston is een smalle reep groen tussen Almeda Road en Chevenert Street. In het gelijknamige verhaal, dat ik vertaalde, bevindt zich daar een aftands veldje. Op woensdagavonden speelt de verteller er met jongens uit de buurt honkbalwedstrijden. Nu heb ik weinig verstand van deze sport en dat stelde me voor enkele vertaalproblemen. Zoals deze zin:

LaMarcus threw the ball like a murderer, he’d nail you right in your fucking eye, or maybe that one spot in your knee, or else mid-stride, full speed, just square in the balls; but now that motherfucker’s a gardener with this boyfriend out in the heights.

Het verhaal is opgebouwd uit zulke zinnen. De verteller noemt een speler, zijn eigenschappen op het veld en wat er later van hem terechtkwam. Maar wat betekent mid-stride? Ik dacht eerst dat het op de bal sloeg, die op volle snelheid, halverwege de baan in de lucht, iemand raakt. Mijn mentor wees mij er gelukkig op dat ik voor de gangbare betekenis moest kiezen: een stride is een stap. Mid-stride zou dan kunnen betekenen dat LaMarcus een stap zet om de bal te gooien en dan, met één voet in de lucht, iemand raakt.

Ik legde het probleem voor op WordReference, een platform waarop mensen vragen kunnen stellen over taalkwesties. Het Engelstalige forum van WR wordt goed bezocht en iemand schreef al snel dat mid-stride niet op LaMarcus slaat, maar op de andere speler, het slachtoffer. Die wordt geraakt, terwijl hij (naar een honk) rent. In een andere reactie las ik dat je een rennende speler op die manier absoluut niet mag treffen. Maar het is wel duidelijk dat LaMarcus lak heeft aan de regels.

Mijn vertaling werd:

LaMarcus had een dodelijke worp, keilde je recht in je lijpe oog, of misschien die ene plek op je knie, of anders, met je voeten van de grond, op volle snelheid, zo midden in je ballen;

De redacteur gaf aan dat ze twijfelde over deze vertaling. Dus zocht ik nog eens op internet naar ‘mid-stride’ in combinatie met ‘baseball’ en het eerste resultaat was mijn eigen vraag op WordReference. Daarna herhaalde ik de zoekopdracht, maar dan met ‘stride’. Dat bracht de oplossing. In de context van honkbal is een stride de eerste stap die een slagman zet voordat hij de bal wegslaat. Hij tilt zijn voet iets op en slaat. De techniek is een vak apart. Er zijn meerdere manieren om een stride uit te voeren. LaMarcus treft dus geen rennende speler, maar de slagman, wat ook veel logischer is.

Maar hoe vertaal je zo’n stride? Uiteindelijk besloot ik om de term te benaderen:

LaMarcus had een dodelijke worp, keilde je recht in je lijpe oog, raakte die ene plek op je knie, of trof je op volle snelheid midden in je ballen, als je net wilde slaan;

Op het honkbalveldje van ‘Peggy Park’ zette ik mijn eerste stap als vertaler. Voor een volgende keer zou ik graag een verhaal vertalen met een omgeving die voor mij vertrouwder is. Sinds ik vertaal, let ik echter veel meer op de raadsels en ongerijmdheden in verhalen of gedichten in andere talen. Ik zie nu overal vertaalproblemen. Maar omdat ik op dat veldje van Peggy Park mocht warmlopen, weet ik dat de oplossing zich soms toch vrij eenvoudig aandient. En hoezeer dat stimuleert om door te gaan.

Joost Jungsik Vormeer studeerde Taal- en Cultuurstudies en Literatuurwetenschap aan de Universiteit Utrecht. Hij schrijft korte verhalen, recensies en essays, o.a. voor Liter, Kluger Hans, De Optimist, De Nederlandse Boekengids en De Reactor. De bijdrage aan Lot is zijn eerste vertaling.

Reshma Jagernath over '610 North, 610 West'

Een kwestie van balanceren en doseren

In de eerste versie van mijn vertaling had ik nog geen gevoel voor Bryan Washingtons stijl. Ik was er vooral op gericht dat mijn tekst Nederlands klonk zonder dat er Engels doorheen schemerde: korte, elliptische zinnen waarin vaak de persoonsvorm of het persoonlijk voornaamwoord ontbrak werden omgezet naar schitterend eloquente volzinnen in keurig Nederlands. Prachtig. Nou ja, dat dacht ik dus.

Maar nu begon de zoektocht pas. De woorden stonden in een redelijk consistente toon op papier, check, en nu werd het eigenlijk meer redactiewerk, alsof deze eerste versie een brontekst Nederlands was die ik steeds meer aanscherpte, een Nederlands met de stem van Bryan Washington. Een speurtocht naar de juiste passende toon, naar een balans tussen vlot en grammaticaal correct Nederlands. Dat ik daarin nog een lange weg te gaan had, laat deze eerste versie wel zien:

BT: Whenever summer hit, Ma kept us in the restaurant. We lived on the building’s second floor and ran the business below. But whenever June hit, her usual staff begged off, blaming the lack of AC and ice water on hand […]. (p. 24)

DT1: Als het zomer was verbood ma ons altijd het restaurant te verlaten. We woonden op de eerste verdieping van het gebouw en bestierden de zaak eronder. Maar zo gauw het juni was, ging het vaste personeel ervandoor, met als excuus de afwezigheid van airconditioning en ijswater binnen handbereik […].

Tja, wat kan ik zeggen, dit klinkt meer als een academische verhandeling dan als de stem van een jongeman die zijn tijd werkend en opgroeiend doorbrengt. Nee, dat kan echt niet. Op naar de volgende versie dus!

Zo meanderde ik gaandeweg van keurig Nederlands naar de stijl van Bryan Washington vol korte ietwat hoekige zinnen, die fris en observerend overkomen:

DT4: Als het zomer werd, hield ma ons altijd in het restaurant. We woonden op de eerste verdieping en runden de zaak eronder. Maar als het juni werd, piepte het vaste personeel ertussenuit, met als excuus dat er geen airco of ijswater was […].

Bestieren werd runnen, het gebouw verdween want dat zit al vervat in het noemen van de verdiepingen. Dat kwam al veel dichter bij de brontekst. Al hoorde ik hier nog een geforceerde stem door de vertaling heen. Als het bewerken van een stuk speksteen polijstte ik de tekst om zo steeds dichter bij de kern te komen. Wil je horen hoe die uiteindelijke stem klinkt, pak dan in oktober de vertaling op.

Niet eerder had ik met zoveel aandacht een stem gezocht in een tekst, niet als lezer, niet als academica. Het voelde dan ook meer als het herschrijven van taalgevoel dan als het herformuleren van woorden. Zodat ik nu ook het idee heb dat vertalen schrijven is en niet enkel het omzetten van een taal naar een andere taal.

De door mij gevonden stem is er maar een van dertien in Lot. Ook dat is een goede reden om de Nederlandse bundel te lezen. Want als er één ding is dat de vertaling voor heeft op het origineel, dan is het wel hoe de pluriformiteit van de brontekst in de door de vertalers gevonden stemmen uitgelicht wordt.

Reshma Jagernath (1975) doceerde Engels en Nederlands aan universiteiten en andere taal- en literatuurhavens in Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zuid-Afrika. Ze schreef een proefschrift rond het werk van J.M. Coetzee en bezorgde hem tussendoor een lintje. Tegenwoordig leert en speelt ze, met gelijkgestemden, met woorden en interpunctie aan de Vertalersvakschool in Amsterdam. De tijd die ze niet aan lezen, schrijven of soortgelijke taaluitingen besteedt, vult ze met het geven en doen van yoga, meditatie en ander herstelwerk.

 

Meer blogs uit deze reeks

Groepsfoto van de vertalers van Lot.
De vertalers, v.l.n.r.: Carmen Felix, Joost Jung-shik Vormeer, Adiëlle Westercappel, Diahann van van de Vijver, Leen Vertessen, Euphemia Ophelders, Parel Joy, Lot Louis Veelenturf, Laila de Miranda, Reshma Jagernath, Janne Van Beek en Stokely Dichtman. Niet op de foto: Mijke Hadewey van Leersum.