Door het woordgebruik lijkt dit gedicht zodanig op maat gesneden dat het een veel te groot beroep doet op het voorstellingsvermogen van de lezer om een grote doelgroep aan te spreken. Let bijvoorbeeld op de formuleringen: haar en huid, teer behagen, huig van dromen die de zoete tong omspannen. Daarnaast zijn er andere uitdagingen die verband houden met prosodie (begin- en klinkerrijm) alsook stijlfiguren zoals inversie en paradox.
Neem bijvoorbeeld beginrijm: in de tweede versregel: wel willen weten waar. Vergelijk nu de vertaalslag met het klinkerrijm in de Sranan evenknie: Suma sa wani sabi pe. In de zeventiende versregel lijkt een wending te worden ingezet met 'en toch is alles zacht en groot'8, terwijl is alles een inversie is9. Tenslotte lijkt het vlakke van je ronde bil op een paradox. Het woordje voor vlak is met ‘fâla’ vertaald, een woord dat is afgeleid van het getij, de lage waterstand. De koppeling met ‘-sey’ (A fâlasey) is vervolgens een benadering van ‘het vlakke’. Ten slotte is de ronding van de bil naar analogie van iets dat uitsteekt of uitschiet (bijvoorbeeld van een lip) vertaald met een basis seriële constructie, twee werkwoorden: 'dyonpo' ('springen') en 'kon' ('komen'). In de combinatie van de twee werkwoorden komen nu de verschillende kenmerken samen: het kenmerk van de beweging (springen = langer worden) en dat van de richting ('kon') naar een derde toe die dit ‘springen’ waarneemt. Het vertalen grijpt zodoende terug naar de grammatica, semantiek, alsook stijl- en tekstfunctieverschillen.
Conclusie
Er zijn parallellen te trekken tussen het Poldernederlands, regionale minderheidstalen (Fries), ander Nederlands met dialectkenmerken (Amelands) en het ABN enerzijds en het Sranan anderzijds. Hierbij moeten worden inbegrepen geografische varianten van het Sranan. Historisch gezien, spreken de stedelingen en hoogopgeleiden variëteiten van het Sranan die het dichtst bij het Nederlands en Engels liggen (acrolecten), terwijl in de meer afgelegen gebieden van de hoofdstad (vanaf de achtererven) varianten worden gesproken die het dichtst bij de Afrikaanse wortels liggen (basilecten). Daartussenin worden variëteiten gesproken die oorspronkelijk verband hielden met de intermediaire status van een tot slaaf gemaakte. Onder de invloed van vooral urbanisatie raakten acrolect, basilect en mesolect (=tussen acrolect en basilect) in elkaar vervlochten. Deze ontwikkeling is heel goed terug te vinden in Simons (1941)10. Tot de acrolecten horen ook de kerkelijke varianten. Zo is het woordje ‘ziel’ verklankt in de kerkelijke taal naar ‘zielie’, terwijl andere varianten van het Sranan hiervoor de term ‘kra’ kennen.
Bij het vertalen van het Nederlands in Sranan dient de vertaler zich terdege rekenschap te geven van de koloniale verhoudingen die het resultaat zijn van de fundamentele ongelijkheid van de beide talen qua aard, sociaal prestige en de daarvan afgeleiden: institutionele inbedding, de verschillen in gebruiksdomeinen en aard van taalverschuiving. Dit mondt uit in een verschillend dreigingsbeeld voor de beide talen.
Eerder werd al verwezen naar het proces van taalverandering volgens Stroop waarin twee gelijkwaardige vormen in gebruik zijn, een oude bijvoorbeeld ‘heb begonnen’ en een nieuwe, zoals bij ‘ben begonnen’ (21). Geruime tijd bestaan ze naast elkaar en worden ze misschien zelfs door elkaar gebruikt. Door niet nader te duiden oorzaken krijgt een van de twee het overwicht, wordt vervolgens meer gebruikt en begint de andere te verdringen. Dit is niet alleen illustratief voor de verandering van het hulpwerkwoord dat hoort bij het werkwoord: ‘beginnen’, maar is ook het beeld dat kan worden opgehangen aan de basis voor taalverandering in het algemeen. Maar het Sranan kampt met een ander soort taalverschuiving als gevolg van afnemende taalvaardigheden. Nederlandse woorden zoals ‘gewoon’, ‘moeilijk’ en ‘toch’ zijn haast standaard terug te vinden aan het einde van Sranan zinnen. Maar het alarmerendst is het toenemend aandeel van hele Nederlandse zinnen en zelfs alinea’s in het Sranan. 'Kon ik de klok maar terugdraaien' > 'Efu mi ben kan draai de klok terug' en 'Laten wij een punt hierachter zetten' > 'Kon un poti wan punt hierachter' zijn goede illustraties die nu als gangbaar doorgaan voor het Sranan.
Er zijn tot nu toe geen werken aangetroffen anders dan die van Simons (1941) en Koorndijk (2024) die oog hebben voor een inclusief Sranan waarin de taal van de achtererven, rurale en binnenlandse gebieden een stem hebben. Sterker nog: onderzoeken naar Sranan taalgebruik concentreren zich op het stedelijke gebied – begrijp: Paramaribo. Daarom zijn bij vertalen de werken van Simons (1941) en van het latere Koorndijk (2024) goede aanraders bij de oplossing van vertaalproblemen, omdat zij via uiteenlopende wegen uitkomen bij een meer inclusief Sranan en een ruimer repertoire voor het vertalen. Simons trof in zijn tijd een Paramaribo die het trefpunt was van acrolecten, mesolecten en basilecten van het Sranan. Bij Koorndijk past het inclusieve denken in het vizier van de reconstructiefase (herstel van waarden en normen) na de slavernij en koloniale periode.
Ten slotte: de opgevoerde zinnen geven in zeer hoge mate het volgende beeld te zien van de Sranan zinsvolgorde: onderwerp-gezegde-bijwoordelijke bepaling in tegenstelling tot de conclusie van Simons: onderwerp-gezegde-meewerkend voorwerp (45).
Literatuuropgave
Arends, Jacques, Silvia Kouwenberg en Norval Smith. "Theories focusing on the non-European input". Pidgins And Creoles. An Introduction, onder redactie van Jacques Arends, Pieter Muysken en Norval Smith. John Benjamins Publishing Company 1994, pp. 99-109.
Bennis, Hans. Geciteerd door Caspar Janssen.“Hun hebben de taal verkwanseld.” de Volkskrant, 11 oktober 2003.
Cairo, Edgar. Ik ga dood om jullie hoofd. In de knipscheer, 1980.
De Wit, Astrid en Frank Brisard. "Zero verb marking in Sranan". Journal of Pidgin and Creole languages 29 (1), 2014.
Ferguson, Charles Albert. Diglossia. 00437956.1959.11659702, 1959. Geraadpleegd op 25 februari 2020 na navraag per email via vraag.ub@vu.nl.
Fishman, Joshua A. “Bilingualism with and Without Diglossia; Diglossia With and Without Bilingualism”. Journal of Social Issues. (XXlll), Nr. 2. 1967, pp. 32-36.
Geerts, G. et al. Algenene Nederlandse Spraakkunst. Wolters-Noordhoff, 1984.
Hagen, Toon. Geciteerd door Caspar Janssen. “Hun hebben de taal verkwanseld.” de Volkskrant, 11 oktober 2003. Geciteerd in Janssen, Caspar.
Koorndijk. Kwasi. “Coding and decoding in Sranan; the writing-speaking controversity. A critical review of the Eddy van der Hilst spelling”. (PDF). Kwasi’s Sranan Consultancy, (2016). Geraadpleegd 31 augustus 2024.
Koorndijk, Kwasi. Driedelig cursusboek Sranantongo. Opo-oso stg. Opo Sranan(tongo), 2024.
Simons, Robert David. Het Neger Engelsch. Spraakkunst en taaleigen. Gouvernement van Suriname, 1941.
Stroop, Jan. Hun hebben de taal verkwanseld: Over Poldernederlands, 'fout' Nederlands en ABN. Athenaeum—Polak & Van Gennep, 2010.
Universiteitsbibliotheek/LibGuides. “Citeren/MLA stijl”. LibGuides at Utrecht University (uu.nl). Geraadpleegd op 26 augustus 2024.
Van Den Berg, Margot. “Morphology, cross-linguistic effects, and creole formation”. Surviving the Middle Passage The West Africa-Surinam Sprachbund, onder redactie van Pieter C. Muysken en Norval Smith, met medewerking van Robert D. Borges. De Gruyter, 2015.
Van Der Hilst, Eddy. De spelling van het Sranan. Hoe en waarom zo. E.H.E. van der Hilst, 2008.
Van Kempen, Michiel. “tussen haar en huid.” Caraïbisch Uitzicht, 2012.: Michiel van Kempen – tussen haar en huid | blog (werkgroepcaraibischeletteren.nl). Geraadpleegd 20 augustus 2024.
Verdaasdonk, Jos. “Taaluilen. Wat bepaalt de stijl van je tekst?” Wat bepaalt de stijl van je tekst? - Taaluilen. 29 februari 2016. Geraadpleegd 26 augustus 2024.
Yakpo, Kofi and Bruyn, Adriënne. “Transatlantic patterns: The relexification of locative constructions in Sranan”. Surviving the Middle Passage: The West Africa-Surinam Sprachbund, onder redactie van Pieter C. Muysken en Norval Smith. De Gruyter, 2015, pp. 135–75.