Deel 2: Op onderzoek uit. Het begrijpen van een literaire tekst

Geplaatst op: 09 december 2021

Dit is het tweede deel van de module Kennismaking met literair vertalen. In de video vertellen vijf vertalers hoe je een literaire tekst kunt onderzoeken en begrijpen, zodat je deze zo goed mogelijk kunt vertalen. Wat moet je weten over de literaire en culturele context van een tekst? Na het kijken van de video leer je via opdrachten en leesmateriaal meer over cultuurspecifieke elementen, stijl en naslagwerken.

Video

Deze video gaat over het begrijpen van een literaire tekst. Je maakt kennis met literair vertalers Mari Alföldy, Arie Pos, Emma Rault, Katarzyna Tryczyńska en Hasan Türksel. Bekijk de video hierboven om te beginnen. Of speel de video af via YouTube.

Uitleg van de begrippen die de vertalers noemen kun je onder aan deze pagina vinden.

 

Opdrachten

2.A. Stijlkenmerken

Vertalers lezen over het algemeen alles wat los en vast zit, en dat is maar goed ook! Hoe meer je als vertaler leest – niet alleen in je doeltaal, maar óók in je brontaal – hoe beter je kunt vaststellen wat precies kenmerkend is voor de tekst die je vertaalt.

  • Neem nu eens een auteur in gedachten die je waardeert en beantwoord de volgende vragen:
  1. Waarom waardeer je juist die auteur? Wat maakt de boeken van deze auteur voor jou aangenaam om te lezen?
  2. Pak een tekst van deze auteur erbij. Wat valt je op aan de stijl, als je een stukje leest? Klinken de zinnen poëtisch of juist alledaags? Gebeurt er iets opvallends met ritme en klank? 
  3. Wat is het genre van de tekst? Denk aan: fictie (roman of verhalenbundel), non-fictie, poëzie, kinder- en jeugdliteratuur, een toneeltekst. Waar zie je dat aan?
  4. Wat kun je verder nog noteren wat je opvalt aan de vorm of inhoud van de tekst?
Reflectie bij opdracht 2.A.

Zoals in het filmpje al wordt gezegd: het is goed voor een vertaler om heel veel te lezen. Zowel in de taal waarin je vertaalt als in de taal waaruit je vertaalt. En lees ook zowel oorspronkelijke (niet-vertaalde) als vertaalde literatuur. Voor vertalers is het belangrijk om te snappen hoe een tekst precies in elkaar zit: wat is kenmerkend voor een bepaald boek of een bepaalde auteur? Of zoals Arie Pos zegt: "Als ik het boek lees, probeer ik na te gaan wat er voor specifieks aan dat boek is." Die vraag is gemakkelijker te beantwoorden als je een tekst kunt afzetten tegen andere teksten.

Om meer grip te krijgen op de eigenheid van een tekst kun je bovenstaande vraag bovendien opsplitsen in deelvragen. Vragen over de opbouw van de tekst zijn bijvoorbeeld: Beleven we het verhaal vanuit een van de personages of juist vanuit iemand die buiten de personages staat? Weet de verteller al precies wat er in het verhaal gaat gebeuren of juist helemaal niet? Bij het bestuderen van de schrijfstijl kun je bijvoorbeeld kijken naar poëtisch taalgebruik, ritme en klank. Als je kunt aanwijzen wat er bijzonder is aan een tekst en dat zelf kunt nabootsen kan dat je enorm helpen bij het literair vertalen. 

2.B. Cultuurspecifieke elementen

Verschijnselen en begrippen die specifiek zijn voor een bepaalde cultuur, en de woorden of termen die ernaar verwijzen, worden wel realia of cultuurspecifieke elementen genoemd. Denk bijvoorbeeld aan bepaalde winkelketens, bepaalde begroetingen of handelingen of aan een bepaald gerecht dat in bepaalde situaties wordt gegeten. Het lastige aan dit soort termen is dat ze vaak een wereld aan connotaties oproepen die je niet zo gemakkelijk allemaal in een vertaling overbrengt.

  • In de video noemen Katarzyna Tryczyńska en Arie Pos verschillende voorbeelden van cultuurspecifieke elementen.
  1. Noteer de genoemde cultuurspecifieke elementen.
  2. Bedenk bij elk voorbeeld: zullen lezers in jouw doelcultuur er bekend mee zijn of niet?
  3. Bedenk tot slot zelf ook een paar voorbeelden.

2.C. Naslagwerken 

Vertalers zoeken tijdens het lezen en vertalen van een tekst ontzettend veel op. Dit noemen we ook wel naslag. In de video vertellen de vertalers welke hulpmiddelen zij zoal gebruiken om hun tekst te analyseren en begrijpen. Zo vertelt Hasan Türksel dat hij voor de vertaling van Oorlog en Terpentijn van Stefan Hertmans boeken zocht over de Eerste Wereldoorlog, en een Turks militair woordenboek. Emma Rault geeft een voorbeeld van een digitaal hulpmiddel dat zij gebruikt (Google Ngram), waarmee je kunt achterhalen hoe gangbaar bepaalde woorden door de jaren heen waren. Voor het Nederlands kan je gebruik maken van de N-gramviewer van de DBNL.

Arie Pos bespreekt daarnaast verschillende soorten woordenboeken die je als vertaler kunt gebruiken. Je hebt het vertalende woordenboek, waarin een woord van de ene naar de andere taal wordt omgezet, en het verklarende woordenboek, waarin de betekenis van een woord wordt uitgelegd in dezelfde taal. Een lijst met woordenboeken in bijna twintig talen vind je op onze Kennisbank: vertalende woordenboeken en verklarende woordenboeken.

  • Duik nu zelf eens in deze woordenboeken. Gebruik boeken die je in huis hebt of in de bibliotheek kunt vinden of een online tool.
  1. Zoek de woorden die je bij de vorige opdracht over cultuurspecifieke elementen hebt genoteerd en bedacht op in beide soorten woordenboeken. Komen de beschrijvingen overeen? Wat zijn de verschillen?
  2. Kun je op basis van de beschrijving in het verklarende woordenboek vertalingen verzinnen die niet in het vertalende woordenboek worden genoemd?
  • Op de website van het ELV zijn naast woordenboeken ook verschillende naslagwerken bij elkaar gebracht. Bekijk eens welke naslagwerken relevant zijn voor de talen waarin en waaruit jij zou willen vertalen. Staan er bronnen bij die je nog niet kende?

Leestips

Meer weten over hoe je het best je brontekst kunt lezen?

  • Lees het hoofdstuk "Hoe bronteksten lezen?" van Philippe Noble uit Alles verandert altijd. Perspectieven op literair vertalen

Meer weten over het gebruik van naslagwerken?

  • Lees het hoofdstuk "Naslag" van Chris Van de Poel uit Alles verandert altijd. Perspectieven op literair vertalen

Meer weten over literaire analyse en stijlmiddelen?

  • Zoek in je bibliotheek een handboek, zoals Erica van Boven & Gillis Dorleijn: Literair Mechaniek; inleiding tot de analyse van verhalen en gedichten en Luc Herman & Bart Vervaeck: Vertelduivels, Handboek verhaalanalyse. 

Meer leren over de Nederlandstalige literatuur?

Ga door naar deel 3

 

Begrippenlijst

Onder brontaal verstaan we de taal waarin een te vertalen tekst oorspronkelijk is geschreven. De broncultuur is de cultuur waarin een te vertalen tekst is ontstaan.

Zie ook ‘brontekst’, ‘doeltaal en doelcultuur’ en ‘doeltekst’.

Met brontekst wordt de tekst bedoeld die vertaald is of vertaald gaat worden, die met andere woorden de basis vormt voor een doeltekst. De term brontekst is neutraler dan bijvoorbeeld ‘het origineel’, aangezien je een vertaling ook als een nieuw origineel kunt zien.

Zie ook ‘brontaal en broncultuur’, ‘doeltaal en doelcultuur’ en ‘doeltekst’.

Literaire teksten zijn vaak al dan niet bewust op een bepaalde manier opgebouwd en die opbouw heeft invloed op de manier waarop de tekst wordt gelezen. Denk bijvoorbeeld aan de open plekken die een auteur invoegt om spanning te creëren of aan terugkerende motieven waarmee het belang van bepaalde gebeurtenissen en thematiek wordt onderstreept. Voor een vertaler is het handig om inzicht te hebben in de compositie van een tekst. Dat kan je helpen om te bepalen welke elementen je graag wilt behouden. Om een voorbeeld te geven: als je het voor de opbouw van het verhaal belangrijk vindt dat bepaalde informatie pas op een bepaald punt bekend wordt, kun je proberen te vermijden met een bepaalde woordkeus al iets van die informatie te verraden.

Alle teksten, woorden en uitdrukkingen zijn ingebed in een bepaalde culturele context, die van invloed is op hoe de woorden worden gelezen. Zo kunnen er aan begrippen uit een brontaal connotaties kleven die voor een doelcultuur niet vanzelfsprekend zijn (zie ook ‘cultuurspecifieke elementen of realia’ en ‘equivalentie’). Een vertaling functioneert per definitie in een andere culturele context dan de brontekst en het is goed om er als vertaler bij stil te staan hoe je met die verschillen wilt omgaan. Wil je die verschillen het liefst wegpoetsen? Dan kun je dingen uitleggen in je vertaling of aanpassen aan de doelcultuur. Vind je het niet erg dat de lezer een wereld te zien krijgt die misschien enigszins onbekend is? Dan kun je het vreemde of onbekende van de broncultuur behouden.

Verschijnselen en begrippen die specifiek zijn voor een bepaalde cultuur, en de woorden of termen die ernaar verwijzen, worden wel realia of cultuurspecifieke elementen genoemd. Denk bijvoorbeeld aan bepaalde winkelketens, of aan een bepaald gerecht dat in bepaalde situaties wordt gegeten. Het lastige aan dit soort termen is dat ze vaak een wereld aan connotaties oproepen die je niet zo gemakkelijk allemaal in een vertaling overbrengt.

Er zijn verschillende manieren om met cultuurspecifieke elementen om te gaan: je kunt de term uit de brontekst laten staan, waarmee je benadrukt dat het verhaal zich eigenlijk ergens anders afspeelt dan in de doelcultuur. Dan krijgt het verschijnsel iets exotisch en we noemen deze strategie dan ook wel exotiseren. Je kunt ook een verschijnsel zoeken dat in bepaalde opzichten op de reale lijkt: van een bord erwtensoep maak je bijvoorbeeld een gerecht dat in de doelcultuur wordt geassocieerd met een stevige maaltijd op een winterdag. Zo maak je het gerecht herkenbaar en lijkt het alsof het verhaal zich ook best in de doelcultuur had kunnen afspelen. Dit noemen we ook wel naturaliseren. Daarnaast kun je het fenomeen ook nog toelichten in de vertaling. Eventueel kun je dan de belangrijkste connotatie noemen. Dat wordt wel expliciteren genoemd. Kun je nog meer manieren bedenken waarop je met realia om zou kunnen gaan?

Onder doeltaal wordt de taal verstaan waarin een doeltekst wordt geschreven. De doelcultuur is de cultuur waarin de doeltekst functioneert of gaat functioneren. Net als in het geval van brontalen en bronteksten kunnen bij doelteksten meerder doeltalen en -culturen betrokken zijn.

Zie ook ‘brontaal en broncultuur’, ‘brontekst’ en ‘doeltekst’.

Met doeltekst wordt de tekst bedoeld waarin een brontekst wordt of is omgezet. In de praktijk wordt deze tekst vaak simpelweg een vertaling genoemd, maar de term doeltekst is een neutralere term, die ook kan worden gebruikt als ter discussie staat of iets een vertaling is of bijvoorbeeld een bewerking.

Zie ook ‘brontaal en broncultuur’, ‘brontekst’ en ‘doeltaal en doelcultuur’.

Equivalentie is een lastige term omdat men het er niet over eens is of er wel zoiets als equivalentie bestaat. Bedoeld wordt dat een begrip in de doeltaal kan worden gevonden dat in alle opzichten gelijkwaardig is aan een begrip in de brontaal. Sommige vertalers zullen zeggen dat dat per definitie onmogelijk is omdat dat begrip in de doeltaal nu eenmaal in de broncultuur functioneert en sowieso anders gaat functioneren als je het in een nieuwe context plaatst, wat je met vertalen per definitie doet. Om te bepalen hoe je hier zelf over denkt kun je een gedachte-experiment doen: denk je dat een Nederlandse lezer hetzelfde beeld voor ogen heeft bij het lezen van het woord ‘brood’ als de Franse lezer ziet bij het woord ‘pain’ of een Duitse lezer bij het woord ‘Brot’? Zou je zeggen dat deze woorden equivalenten van elkaar zijn?

Met de non-verbale elementen van een tekst wordt alles behalve de tekst zelf bedoeld. Denk dan aan de visuele lay-out van een boek en afbeeldingen. Vaak zijn deze elementen van belang voor je vertaling.

Er zijn bij het vertalen allerlei uiteenlopende redenen om secundaire literatuur te raadplegen. Je kunt je bijvoorbeeld verdiepen in de auteur of in de stroming waartoe die behoort. Je kunt lezen over de tijd waarin een verhaal zich afspeelt en over historische gebeurtenissen waarnaar wordt verwezen. Maar regelmatig zal je ook onderzoek moeten doen naar allerhande technische details. Zo kun je zomaar op de ene bladzijde moeten weten hoe een vliegtuig wordt bestuurd en de volgende hoe een paardenstal er vanbinnen uitziet. Veel vertalers beschouwen dit als een van de leukste kanten van het beroep.

Er zijn verschillende woordenboeken die allemaal weer op een andere manier van pas komen bij het vertalen. In het tweetalige woordenboek of vertaalwoordenboek vind je suggesties voor vertalingen. Sommige vertalers kijken daar niet zo vaak in omdat ze de indruk hebben dat ze minder gemakkelijk zelf nog andere vertalingen kunnen bedenken als ze al een vertaling zien staan. In het eentalige woordenboek of verklarend woordenboek wordt de definitie van een woord genoemd. Ook zijn er voor sommige vakgebieden specifieke woordenboeken, zoals juridische woordenboeken en filosofische woordenboeken. Verder maken veel vertalers gebruik van synoniemenwoordenboeken en daarnaast zijn er nog rijmwoordenboeken, etymologische woordenboeken, beeldwoordenboeken, spreekwoordenboeken, citatenwoordenboeken en zo voort.