TalenDossier Portugees: vertalen in het Portugees

Geplaatst op: 06 november 2024

In dit artikel van het TalenDossier Portugees bespreken Arie Pos, Gys-Walt van Egdom en Anne Lopes Michielsen de specifieke uitdagingen van het vertalen in het Portugees uit het Nederlands. Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de talen en de (vertaal)culturen? Welke problemen kunnen zich voordoen? Hoe kunnen vertalers deze problemen zoal oplossen? Of je nu zelf al met deze talencombinatie werkt of gewoon interesse hebt in vertalen in het Portugees: dit dossier biedt nuttige inzichten.

Inleiding

Een Nederlandse literaire tekst in het Portugees vertalen vereist een goed begrip van de talige, culturele en historische verschillen tussen beide talen. Het Nederlands is een West-Germaanse taal, wat betekent dat het veel gemeen heeft met andere Germaanse talen zoals het Duits en het Engels. Veel (maar zeker niet alle) theorie over vertaling Engels-Portugees en Duits-Portugees zou je dus op het Nederlands kunnen toepassen. 

Naar schatting zijn er ongeveer 24 miljoen mensen die de Nederlandse taal machtig zijn. Met 17 miljoen sprekers is Nederland het best vertegenwoordigd. België telt meer dan 6,5 miljoen mensen die Nederlands spreken. Verder wordt het Nederlands gesproken in het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden en de voormalige koloniën van dat land (in de Belgische koloniën is het Frans altijd dominant geweest). De grootste gemeenschap Nederlandssprekenden buiten Europa bevindt zich in Suriname (ongeveer 400 000). 

In het Nederlandse taalgebied zelf is er bovendien sprake van een rijke variatie aan dialecten en (streek)talen, die elk hun eigen kenmerken hebben. De laatste jaren is er bijvoorbeeld in Nederland meer erkenning gekomen voor het Fries (als taal) en het Nedersaksisch en het Limburgs als streektalen. De opwaardering van taalvariatie zien we ook terug in de opvattingen rond de Nederlandse standaardtaal. In het verleden werd er veel gehamerd op de handhaving van de zogenaamde (Noord-)Nederlandse taalnormen. De laatste jaren wordt die norm losgelaten ten faveure van een pluricentrische norm. Zo is er in het taalbeleid ruimte gecreëerd voor standaardvariëteiten: het Belgisch-Nederlands, het Surinaams-Nederlands en het Caribisch-Nederlands, waarbij alle variëteiten op gelijke voet staan met het Nederlands-Nederlands (zie ook De Sutter, 2017). Als vertaler Nederlands-Portugees mag je het Nederlands dus niet op een hoopje gooien. Het is belangrijk dat je je bewust bent van de herkomst van het werk en de talige (en taalpolitieke) verhoudingen binnen een werk. 

De import van literatuur in het Portugese taalgebied heeft altijd op een relatief laag pitje gestaan. De vertalingendatabase van het Nederlands Letterenfonds vermeldt op het moment van schrijven 337 titels. De lijst is vooral gevuld met fictie en jeugdliteratuur. Toch is het werk dat het vaakst vertaald is vanzelfsprekend een non-fictiewerk: Het achterhuis van Anne Frank. Kijken we naar literaire fictie dan valt op dat er twee usual suspects hoog op de lijst pronken: Cees Nooteboom, die het Iberische schiereiland (weliswaar vooral het Spaanstalige deel) als tweede vaderland typeerde, en Gerrit Komrij, die zelf in 1984 neerstreek in Portugal. Werken uit Vlaanderen zijn relatief zeldzaam. Surinaamse literatuur is nog zeldzamer, al wordt er in Brazilië momenteel werk gemaakt van een Braziliaans-Portugese vertaling van De Koms Wij slaven van Suriname [1934]. 

Grammaticale verschillen

Grammaticale verschillen tussen het Nederlands en het Portugees zijn er veel (zie ‘Vertalen uit het Portugees’). Zo ogen Nederlandse zinnen vaak behoorlijk wijdlopig. Dit heeft in veel gevallen te maken met de wijze waarop informatie in taal wordt gevat of, om het in technische termen te vatten, de analytische geleding van zinnen (zie De Schutter, 1974). In het Portugees kan er worden geput uit een rijk arsenaal aan werkwoordstijden, die worden ingezet om tijd, aspectualiteit en modaliteit te duiden. Het palet van werkwoordstijden is in het Nederlands veel minder rijkgeschakeerd. In het Nederlands wordt er dan ook nadrukkelijker geleund op bijwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en hulp- en koppelwerkwoorden, vooral om aspectualiteit en modaliteit tot uitdrukking te brengen. Kijk maar naar deze drie zinnen: ‘Ik was ziek’, ‘Ik was de hele tijd ziek’ en ‘Ik was vaak ziek’. Op het eerste gezicht is er geen groot verschil tussen de zinnen. Toch zorgt de toevoeging van een adverbiale constructie voor een groot verschil in aspectualiteit. Als vertaler Nederlands-Portugees zul je de nuances die in het Nederlands over de zin worden uitgesmeerd al snel gebalder weergeven door een in het Nederlands niet (meer) gebruikte werkwoordwijze te kiezen die de aspectualiteit uitdrukt. 

Het Nederlands leunt in de weergave van informatie ook sterk op pragmatische partikels. Met partikels kun je subtiele nuances aanbrengen. De Nederlandse taal kent een weinig restrictief gebruik van partikels en er wordt dan ook kwistig mee omgesprongen. Het partikel ‘toch’ kan bijvoorbeeld in verschillende contexten met verschillend effect worden gebruikt:

  1. Dat is toch een goed plan.
  2. Dat is een goed plan, toch?
  3. Toch is het een goed plan.

De interpretatie van pragmatische partikels is voor een vertaler Nederlands-Portugees soms een flinke kluif. Dat heeft niet alleen te maken met de brede inzetbaarheid van die partikels, maar ook met de combineerbaarheid van die partikels: ‘Dat is me nou toch een goed plan’. In het Portugees schitteren pragmatische partikels vooral door afwezigheid. Dat betekent niet dat ze er niet zijn: denk maar aan ‘então’, ‘pois’ en ‘pá’ – al hebben die markers eerder een (em)fatische functie. Ze zijn vooral minder talrijk en restrictief in gebruik. Betekent dit dat pragmatische partikels in het Nederlands onvertaalbaar zijn? Absoluut niet: dat betekent alleen dat subtiele nuances op een andere manier in de Portugese taal worden verwerkt. 

Vertalers Portugees-Nederlands en Nederlands-Portugees doen er dan ook verstandig aan deze wijze raad ter harte te nemen: interpreteer niet de woorden, maar de context. De betekenis van partikels kan alleen worden doorgrond als je voldoende kennis hebt genomen van de context waarin bepaalde woorden worden gebruikt. De betekenis van partikels kan variëren naar gelang de sociale relatie tussen sprekers, het register en de toon die gebezigd worden. De vertaler Portugees zal vaak diens toevlucht nemen tot weergave met modale werkwoorden, aanspreekvormen en (indien mogelijk) intonatie. Daarbij moet wel worden gezegd dat er zelden een pasklare oplossing kan worden aangereikt. Toch staat één ding als een paal boven water: een letterlijke vertaling heeft zelden het gewenste effect en doet vaak onnodig stijf of formeel aan. 

Leestekens zijn het laatste grammaticale probleem dat we zullen behandelen. In de richtlijnen voor leestekengebruik vermeldt Onze Taal dat ‘[l]eestekens […] het hang-en-sluitwerk van de taal [zijn]. Ze zijn bedoeld om de structuur van een tekst, in het bijzonder van zinnen, te verduidelijken’ (2016). Er zijn behoorlijke verschillen tussen het hang-en-sluitwerk van het Nederlands en het Portugees. Het verschil in gebruik heeft een weerslag op de grammaticale opbouw van teksten. 

De grafische conventies die Portugezen hanteren, wijken op een paar interessante punten af van de Nederlandse. Bij de weergave van directe rede is het wennen aan de enkele aanhalingstekens in plaats van het Portugese ‘dialoogstreepje’ (travessão). In het Nederlands zit de handigheid vooral in het correct openen en sluiten van (enkele) aanhalingstekens. In het Portugees springt het dialoogstreepje in en wordt het gevolgd door een spatie, een passage die in de directe rede staat, maar er wordt geen sluitstreepje gebruikt als de passage op zichzelf staat. Wanneer er in dezelfde zin vertellerstekst volgt of wanneer vertellerstekst de directe rede onderbreekt, wordt het streepje doorgaans wel gebruikt om deze overgang aan te geven:

Voorbeelden leestekens

Een trend om in de gaten te houden is het langzaam maar zeker toenemende gebruik van dubbele aanhalingstekens in Nederlandse werken. Mogelijk heeft dit mede te maken met de opkomst van een gevarieerdere boekverzorging door professionele vormgevers en de invloed van het Engels op de Nederlandse taal. In het Portugees zien we dat diezelfde trend is ingezet. In die taal wordt al wel gebruikgemaakt van dubbele aanhalingstekens, bijvoorbeeld bij citaten in lopende zinnen en gedachten. Toch zien we dat ook daar de dialoogstreepjes op hun retour zijn, terwijl de vroeger in plaats van dubbele aanhalingstekens gebruikte dubbele haken (« … ») vrijwel helemaal zijn verdwenen. De grafische vormgeving is dus in beweging. Het is daarom van belang dat een vertaler zich oriënteert op de huisregels die een uitgeverij hanteert. Goed verzorgde kopij geeft bij eerste lezing blijk van kennis van zaken, nauwkeurigheid en professionaliteit en is vanaf je eerste proefvertaling voor een uitgever een belangrijk visitekaartje.

Semantische vertaalproblemen

Het Nederlands en het Portugees verschillen sterk op het vlak van herhaling (zie Pos, 2012 en ook De Sterck, 2021). In de Nederlandse taal en literatuur heerst er een vele grotere tolerantie ten opzichte van herhaling. Sommige auteurs weten de herhaling zelfs tot kunst te verheffen. Hetzelfde woord herhalen wordt in het geschreven Portugees dan weer snel armoedig en lelijk gevonden, zeker wanneer dat kort na elkaar gebeurt. Er moet gevarieerd worden: synoniemen of omschrijvingen worden gehanteerd. Dat geldt niet alleen bij zelfstandige naamwoorden, eigennamen en werkwoorden. Ook de herhaling van ‘que’ of van de bijwoorduitgang ‘-mente’ wordt allerminst gewaardeerd. 

Herhalingsvermijding of -fobie hangt nauw samen met herhaalbaarheid. Woorden en begrippen lijken herhaalbaarder naarmate ze beter ingeburgerd zijn en vaker voorkomen in de alledaagse woordenschat. Daarbij speelt ook woordeconomie een rol. Taalgebruikers zoeken naar een kernachtig begrip – bij voorkeur één woord – om iets of iemand te benoemen. Germaanse talen kunnen dat gemakkelijker dan Romaanse, omdat ze eenvoudig samenstellingen kunnen vormen (uit meerdere componenten): ’linkerautoachterbandventieldopje’ is in principe een woord, maar uit woordeconomische en praktische overwegingen – de ventieldopjes voor linker en rechter voor-en achterbanden van een auto zijn identiek – dikken we de samenstelling makkelijk in tot ‘autoventieldopje’.  In het Portugees zou de lange versie iets als ‘tampinha do pneu traseiro esquerdo de um carro’ worden – acht woorden. 

Andersom gezien zijn recente Nederlandse nieuwvormingen als ‘persoon van kleur’ en ‘tot slaaf gemaakte’ nogal omslachtige on-Germaanse baksels die weinig herhaalbaar aandoen, heel anders dan het volstrekt aanvaardbare Portugese ‘pessoa de cor’ of ‘pessoa escravizada’. Deze twee nieuwvormingen passen prima binnen de gangbare Portugese patronen, de eerste omdat die het gangbare vormingspatroon volgt en de tweede omdat het werkwoord ‘escravizar’ (knechten, tot slaaf maken) bestaat en er daarvan een bijvoeglijk naamwoord is gemaakt. In het Nederlands bestaan de veel acceptabeler vormen ‘verslaven’ en ‘verslaafde’ ook, maar raakte de betekenis ‘tot slaaf maken’ sinds lang in onbruik. Die werd uit de taalmarkt gedrukt door de huidige overdrachtelijke betekenis van zware afhankelijkheid van drank, drugs, gokspelen, seks en sociale media.

Het in het Nederlands zeer herhaalbare woord ‘asielzoeker’ zorgde voor problemen bij de vertaling van de titel van Arnon Grunbergs roman De asielzoeker. Vertaald in Romaanse talen levert het de beproefde vorm ‘requerente de asilo’ (of het minder officiële ‘pedinte de asilo’) op. Dat bekt niet, riekt naar EU-regelgeving en is in een literaire context zo weinig herhaalbaar en lelijk dat het vrijwel onbruikbaar is. In het Italiaans heet de roman dan ook Il rifugiato [2007] en in het Spaans El refugiado [2008], net als het Portugese o refugiado. In het Frans haalde zelfs die term het niet: de openingszin van de roman, ‘De vogel is ziek’ werd daar de titel [L’oiseau est malade. 2006], mogelijk onder invloed van de Duitse titel, Der Vogel ist krank [2005]. De herhaalbaarheidsfactor is iets waarmee vertalers Portugees-Nederlands (en Nederlands-Portugees) terdege rekening moeten houden. 

Enigszins verwant aan deze problematiek is de weergave van een betrekkelijk typisch Nederlands gebruik als de herhaling van ‘zeggen’, ‘vragen’ en ‘antwoorden’, bij de weergave van dialogen in de directe rede. Het Portugees is tamelijk wars van die herhaling. In de Portugese vertaling van De joodse messias blijven er weliswaar heel wat zei-constructies staan, maar waar het te erg stoorde werd gekozen voor een performatief werkwoord of een weglating. Om een voorbeeld te geven: het ‘saunagesprek’ tussen Xavier, zijn vader en zijn moeder (Grunberg, 2004, pp. 50-55; Grunberg, 2007, pp. 52-56). In het Nederlands wordt daar 29 maal ‘zei’ gebruikt; in het Portugees slechts 11 keer ‘disse’ (zei). Twee keer was er sprake van een weglating. In de andere gevallen genoot variatie de voorkeur: respondeu (antwoordde – 3 x); sugeriu (stelde voor); começou (begon – 2 x); continuou (vervolgde – 4 x); acrescentou (vulde aan); comentou (merkte op); queixou-se (klaagde); lembrou (herinnerde); explicou (legde uit); retomou (hervatte). 

Een probleem dat hier enigszins los van staat, maar dat samenhangt met de hierboven geïllustreerde zoektocht naar synoniemen en varianten, is vreemdtaligheid. De laatste decennia kan het Nederlands als een xenomane taal worden getypeerd. Die xenomanie uit zich vooral in een duidelijke voorkeur voor alles wat Anglo-Amerikaans is. Dit uit zich in de sterke toename van leenvertalingen, maar ook van collocaties en uitdrukkingen (zie ook Van der Sijs, 2009). Niemand kijkt nog gek op als er een ‘rode lijn’ (red line) wordt overschreden of als iemand een ‘rode vlag’ (red flag) ziet. Het Portugees is eerder een xenofobe taal: in die taal zal er veel sneller een Portugees alternatief voorhanden zijn of gemunt worden. De xenomanie van het Nederlands kan de vertaler soms parten spelen, bijvoorbeeld als de auteur van de brontekst het Engelse alternatief gebruikt om variatie aan te brengen of als een ingeburgerd Engels woord specifieke connotaties draagt. Het is belangrijk om, bijvoorbeeld met een simpele zoektocht online, goed na te gaan hoe ingeburgerd een woord of uitdrukking in het Nederlands is en te achterhalen of een woord of uitdrukking ‘gekleurd’ is.

Stilistische vertaalproblemen

Generaliserend zouden we misschien wel kunnen stellen dat het water tussen de Nederlandstalige (en dan vooral de Nederlandse) en de Portugeestalige literatuur soms te diep is. In Nederland is er een neiging naar een meer sobere, directe stijl die door een vertaler Portugees – en dus ook door uitgevers en lezers – als droog en kaal wordt ervaren. Vaak worden Nederlandse schrijvers met een sobere en minimalistische schrijfstijl geprezen om hun eenvoud en efficiëntie. In tegenstelling tot de Nederlandse literatuur heeft de Portugese cultuur traditioneel meer aandacht voor bloemrijke en expressieve taal. Voor een vertaler kan het lastig zijn om een brug tussen de twee talen te slaan: het is verleidelijk om in de Portugese versie voor een wat bloemrijkere stijl te kiezen, om te voorkomen dat de vertaling te droog en monotoon wordt. Hoe die neiging kan ontstaan, blijkt uit het volgende voorbeeld. 

In 1997 verschenen bij dezelfde Portugese uitgever vrijwel tegelijkertijd een vertaling van Bezonken rood (Jeroen Brouwers) en van Het bittere kruid (Marga Minco). Beide boeken – een roman en een kroniek – gaan over eigen levensbepalende oorlogservaringen van de auteurs. Beide boeken vormen aangrijpende persoonlijke getuigenissen over het oorlogsverleden en de invloed daarvan op hun latere leven. Maar de stijlen van Brouwers en Minco verschillen diametraal. Brouwers schrijft barok gebeeldhouwd proza vol pathos en persoonlijk sentiment; Minco heeft weinig woorden nodig en schrijft heel sober registrerend, afstandelijk en onderkoeld. Brouwers’ Vermelho decantado werd lovend besproken, maar met Minco’s A erva amarga wisten Portugese critici zich niet goed raad. De stijl vonden ze kaal en kinderlijk, onliterair en niet passend bij zo’n dramatisch onderwerp. In Nederland was het precies andersom: daar werd Brouwers barokke mooischrijverij en snorkend zelfmedelijden verweten, terwijl Minco werd geprezen om de ingetogen soberheid waarmee ze over alledaagse dingen vertelde en angst, dreiging en leed onbenoemd liet.

Dat de stijl van Minco door Portugese critici kaal, kinderlijk en onliterair werd gevonden, wil niet zeggen dat die stijl bij Portugese lezers helemaal niet zou kunnen werken. De uitgever van de vertaling was zeer onder de indruk van het boek en vergeleek het op de achterflap met Se questo è un uomo (vertaald als: Is dit een mens) van Primo Levi, een eveneens afstandelijk en sober relaas, over het leven in Auschwitz. Portugese uitgevers zijn de laatste decennia bovendien ontvankelijker geworden voor het tekst- en stijleigene van literaire auteurs en voor wat afwijkt van de eerder nogal strikte talige en literaire normen. Een vertaler moet dus goed doordrongen zijn van de verschillen tussen de literair-esthetische normen in beide culturen, zodat op grond van diepgaand begrip weloverwogen vertaalkeuzes kunnen worden gemaakt.

Een wat specifieker stilistisch vertaalprobleem houdt verband met de muzikaliteit die in het artikel ‘Vertalen uit het Portugees’ is opgemerkt. De muzikaliteit van het Portugees kan ook in de vertaalrichting Nederlands-Portugees problemen opleveren. Zo kunnen er ‘cacafonias’ in Portugese vertalingen sluipen. Cacafonias zijn fonetische associaties: ongewenste en ontsierende dubbelzinnigheden die ontstaan door de verbinding over woordgrenzen heen of door isolatie van opeenvolgende woorddelen. ‘Alma minha’ (mijn ziel) kan bijvoorbeeld worden gelezen als ‘Al maminha’ (‘maminha’ is ‘tietje’) en ‘o cume cheira’ (de bergtop geurt) als ‘o cu me cheira’ (ik ruik mijn kont). Het gaat natuurlijk niet alleen om dergelijke scabreuze mislezingen. Ook onschuldiger dubbelzinnigheden kunnen knap storend zijn in vertaling: ‘Ele estendeu uma mão para se equilibrar’ (Hij stak een hand uit om zich in evenwicht te houden) kan worden gelezen of verstaan als ‘Ele estendeu o mamão ….’ (Hij stak de papaja uit…) en zo een onnodig afleiden of een komisch effect bewerkstelligen. Hoe onwaarschijnlijk het op het eerste gezicht ook mag lijken, Portugese en Braziliaanse schoolkinderen wordt al geleerd hiermee uit te kijken. De vertaler zal er voelsprieten voor moeten ontwikkelen om ongelukken te voorkomen.

Naslagwerken

Voor het Nederlands bestaan er tal van naslagwerken die je als vertaler aardig op weg kunnen helpen. Op de website van de Kennisbank is er een uitgebreid overzicht van eentalige woordenboeken Nederlands. Een onderscheid wordt gemaakt tussen algemene woordenboeken, naslagwerken voor het Belgisch-Nederlands, historische en etymologische woordenboeken, gespecialiseerde en vaktalige woordenboeken, combinatie- en synoniemenwoordenboeken en specifieke woordenboeken voor volkstaal, scheldwoorden, vergeetwoorden etc. Ook staan er beschrijvingen van vertaalwoordenboeken, encyclopedieën en andere naslagwerken. Als vertaler Portugees kun je hier dus je voordeel mee doen. Voor de beginnend vertaler geldt bij naslagwerkgebruik echter wel de vuistregel: ‘één bron is geen bron’.

Geraadpleegde bronnen

De Schutter, Georges. De Nederlandse zin. Poging tot beschrijving van zijn struktuur. Brugge: De Tempel, 1974.

De Sterck, Goedele. "Verhalen – herhalen – vertalen. Een multifocale kijk op herhaling in vertaling", 2021. Webfilter. https://www.tijdschrift-filter.nl/webfilter/dossier/vertalen-en-herhalen/2021-12/inleiding-verhalen-herhalen-vertalen/

De Sutter, Gert. De vele gezichten van het Nederlands in Vlaanderen: een inleiding tot de variatietaalkunde. Leuven-Denk Haag: Acco, 2017.

Pos, Arie. "Herhalen en vertalen". Ieder zijn eigen Arnon Grunberg, onder redactie van D. Ross, M. Mertens & A. Pos. Gent: Academia Press, 2012, pp. 213-241. Ook raadpleegbaar op https://library.oapen.org/bitstream/id/addd9dc6-c2cf-42e3-b9b2-506fc9c4b923/436097.pdf

Sijs, Nicoline van der. Leenwoordenboek. De invloed van andere talen op het Nederlands. Den Haag: Sdu Uitgevers, 1996.

Literaire werken en vertalingen

Brouwers, Jeroen. Vermelho decantado. Vertaald door Arie Pos & Célia Bernardino. Lissabon: Teorema, 1997.

Grunberg, Arnon. De joodse messias. Amsterdam: Vassallucci, 2004.

Grunberg, Arnon. O Messias dos Judeus. Vertaald door Arie Pos, Susana Canhoto, Catarina Pires & Ana Leonor Duarte. Alcabideche: Bico de Pena, 2007.

Glastra van Loon, Karel. De passievrucht. Amsterdam: L.J. Veen, 1999.

Glastra van Loon, Karel. Fruto da paixão. Vertaald door Susana Canhoto & Catarina Pires, geredigeerd door Arie Pos. Lissabon: Dom Quixote, 2004.

Minco, Marga. A erva amarga. Vertaald door Maria Clarinda Moreira. Lissabon: Teorema, 1997.