TalenDossier Portugees: vertalen uit het Portugees

Geplaatst op: 06 november 2024

In dit artikel van het TalenDossier Portugees bespreken Anne Lopes Michielsen, Gys-Walt van Egdom en Arie Pos de specifieke uitdagingen van het vertalen uit het Portugees in het Nederlands. Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de talen en de (vertaal)culturen? Welke problemen kunnen zich voordoen? Hoe kunnen vertalers deze problemen zoal oplossen? Of je nu zelf al met deze talencombinatie werkt of gewoon interesse hebt in vertalen uit het Portugees: dit dossier biedt nuttige inzichten.

Inleiding

Wie uit het Portugees wil vertalen, heeft baat bij een goede inschatting van de afstand tussen de Portugese en de Nederlandse taal. Het Portugees is een Romaanse taal, wat betekent dat ze gelijkenissen met het Frans, Spaans, Italiaans etc. vertoont. Toch zijn er subtiele maar ook uitgesproken taalkundige en culturele verschillen tussen Romaanse talen onderling. Met ongeveer 260 miljoen sprekers is het Portugees een belangrijke wereldtaal. Het is de officiële taal in negen landen, waaronder Brazilië en verschillende Afrikaanse landen (zoals Angola, Mozambique, São Tomé en Príncipe). Door geografische spreiding en historische ontwikkelingen zijn er verschillen in uitspraak, woordenschat en grammatica tussen de vele variëteiten van het Portugees ontstaan. 

De eerste vertaling van Portugees werk in het Nederlandse taalgebied verscheen in 1595: Reys-gheschrift van de navigatien der Portugaloysers in Orienten, een vertaling van een ons onbekende brontekst van de hand van Jan Huygen van Linschoten. Veel van de literatuur die in de eerste eeuwen van taalcontact is verschenen, is via een tussentaal tot ons gekomen. Zo was de eerste vertaling van de grote klassieker Os Lusíadas, het heldenepos van Luís Vaz de Camões, een relaisvertaling van Lambartus Stoppendaal Pietersz. Voor zijn prozavertaling De Lusiaden, die in 1777 verscheen, was het Frans als tussentaal gebruikt. De Portugeestalige literatuur kwam tot de twintigste eeuw maar mondjesmaat bij ons terecht. Pas na de Tweede Wereldoorlog is de productie van vertalingen uit Portugeestalig gebied enigszins toegenomen. Een belangrijke mijlpaal is de toekenning van de Martinus Nijhoffprijs aan August Willemsen in 1983. In de jaren 1990 ontstaat er zelfs een zeer bescheiden hype rond de werken van Fernando Pessoa, José Saramago en Paulo Coelho, mede doordat Portugal in 1991 tijdens Europalia in de kijker was geplaatst en doordat Saramago in 1998 de Nobelprijs voor de literatuur had ontvangen.

Uit de beknopte geschiedenis blijkt dat literatuur uit Portugeestalig gebied bij ons niet heel sterk vertegenwoordigd is, maar dat ze wel ingang heeft gevonden. Voor vertalers ligt er nog de schone taak om pareltjes te ontdekken en in het Nederlands beschikbaar te stellen. Dit artikel kan een beginnend literair vertaler Portugees-Nederlands mogelijk helpen om vat te krijgen op enkele grammaticale, semantische en stilistische verschillen tussen het Portugees en het Nederlands.

Grammaticale vertaalproblemen

Vertalers met enige ervaring hebben wel een opvatting over vertalen. Hoewel opvattingen over goed vertalen sterk kunnen verschillen, krijgt elke vertaler Portugees-Nederlands problemen van grammaticale aard te verhapstukken. Dit is niet vreemd: elke taal heeft immers andere grammaticaregels. Zo staat het Portugees bekend als een nulonderwerptaal (Kato & Negrão, 2000; Barbosa et al., 2005). Het onderwerp wordt vaak weggelaten, omdat er wordt aangenomen dat de werkwoordsvorm en de tekstuele omgeving voldoende informatie over het geslacht en het getal van het impliciete onderwerp bevatten. Dit kan best eens lastig zijn voor een vertaler, omdat wij in het Nederlands het onderwerp vrijwel altijd expliciet benoemen. Vaak zie je dat een constructie met een nulonderwerp problemen oplevert, als de vertaler het impliciete onderwerp niet kan plaatsen. Interpretatie is dan de grootste uitdaging. Soms is het ook gewoon een kwestie van een gebrek aan vertrouwdheid. In een dialoog tussen twee personen kan bijvoorbeeld staan 'Fiquei furiosa quando ouvi isso' (Ik werd woest toen ik dat hoorde'). De vrouwelijke a-uitgang bij 'furiosa' vormt hier de enige indicatie dat de vrouw aan het woord is.     

Een ander grammaticaal verschil tussen het Portugees en het Nederlands zit hem in het gebruik van werkwoordstijden. Qua tijdsaanduiding zie je dat het Portugees een scherp oog heeft voor ‘perfectie’. Zo maakt het Portugees bijvoorbeeld onderscheid tussen de pretérito perfeito (voltooid verleden tijd) en pretérito imperfeito (onvoltooid verleden tijd). Met de eerste werkwoordstijd worden handelingen beschreven die volledig voltooid zijn of een afgerond geheel in de tijd vormen (perfectief), met de tweede vorm worden handelingen beschreven die nog gaande zijn of plaatsvinden zonder nadrukkelijke afronding (imperfectief). In het Nederlands kan de weergave van die tijdsvormen veel problemen opleveren: vaak moeten we gebruikmaken van bijwoorden en bijwoordconstructies om de betekenis die vervat zit in het werkwoord op te vangen. 

Een werkwoordstijd waar een vertaler Portugees-Nederlands wakker van kan liggen, is de Portugese conjunctief of aanvoegende wijs. Die wijs wordt gebruikt om wensen, verlangens, twijfels en onzekerheden uit te drukken. De aanvoegende wijs is niet uniek, al kan het Portugees wel bogen op drie vormen: de préterito imperfeito do conjuntivo (voor het verleden), de presente do conjuntivo (voor het heden) en de futuro do conjuntivo (voor de toekomst). Als vertaler kan je je tanden flink stukbijten op de weergave van het gevoel dat of de houding die met een conjunctief wordt uitgedrukt. Om dit te illustreren, plaatsen we hier een voorbeeld: ‘É importante que ela entenda a situação completamente’. Letterlijk vertaald staat er: ‘Het is belangrijk dat zij de situatie volledig begrijpt.’ In de voorbeeldzin wordt de conjunctief (entenda) gebruikt, omdat de spreker de nadrukkelijke wens heeft dat de ‘zij’ de situatie goed zal begrijpen (wat in het heden niet het geval is). In de letterlijke weergave hierboven is het goed mogelijk dat de situatie al begrepen wordt. Je slaat met die vertaling de plank niet faliekant mis, maar mist toch de nuance. Afhankelijk van de context kan die nuance benaderd worden, bijvoorbeeld door ‘echt belangrijk’, ‘dat zij eerst de situatie’ of ‘goed gaat begrijpen’ te gebruiken.

De modale werkwoorden en intonatie waar in het Portugees vaak gebruik van wordt gemaakt om betekenisverschillen uit te drukken, vormen ook vaak een probleem (Arie Pos, 2010). Wie de Portugese taal in enige mate machtig is, maar nog onvoldoende voeling met de taal in een alledaagse context heeft, kan het gevoel krijgen dat het Portugees, zeker in geschreven vorm, een wat formele en starre taal is. Dat beeld is vaak overtrokken. Het Portugees ontleent veel van haar schwung aan modale werkwoorden waarin subtiliteiten worden vervat. De werkwoordsvormen die we hierboven hebben benoemd, zijn goede voorbeelden, maar ook de condicional is een handig talig middeltje om een tekst te schakeren. De volgende zin verschaft enig inzicht in die modalisering: ‘Bem gostaria de saber onde você comprou este livro’. De spreker maakt hier gebruik van de voorwaardelijke wijs van ‘gostar’. In het Nederlands levert een letterlijke weergave een vrij vlakke zin op: ‘Graag zou ik weten waar u dit boek heeft gekocht.’ Een vertaler zal de betekenisnuances die in de modalisering vervat zitten dus anders moeten weergeven: ‘Ik zou best wel eens willen weten waar u dit boek heeft gekocht’ of zelfs ‘Nu ben ik eens benieuwd waar u dit boek heeft gekocht’. 

Maar een grammaticaal probleem waar je als vertaler Portugees-Nederlands soms helemaal tureluurs van wordt, is de complexiteit van zinnen. Portugese teksten bevatten vaak lange en complexe zinnen. Beginnend maar ook ervaren vertalers worstelen daar maar al te vaak mee. Daarom zien we dat vertalers geregeld een kunstgreepje toepassen: ze splitsen de zinnen. Het is logisch dat hiervoor wordt gekozen: volgens menig stijlgids bewijst een schrijver de lezer ‘een goede dienst’ als lange zinnen worden gesplitst (Renkema, 2002, p. 78; zie ook: Lemmens, 2020, p. 33). In een literaire context is de splitsing van zinnen problematischer: de zinslengte van een tekst kan typerend zijn voor de stijl van een auteur. De zinnen zijn dan vaak zorgvuldig opgebouwd en hebben een bepaalde cadans: de zinslengte heeft dus een functie. En het is in het Nederlands perfect mogelijk om lange zinnen te behouden, alleen is het vaak raadzaam om te puzzelen en schuiven met de verschillende zinsdelen tot de vertaalde zin ook in het Nederlands grammaticaal en samenhangend is. Hieronder zien we, onder de krakkemikkige weergave die vertaalmachine DeepL van deze zin produceert, hoe je met een beetje gepuzzel de spontane, orale verteltoon van Saramago kan overbrengen.

Tão largo rodeio, tornado irresistível por esse jeito que as palavras têm de puxar umas pelas outras, parecendo que não fazem mais do que seguir o desejo de quem finalmente terá de responder por elas, mas levando-o ao engano, a ponto de deixarem, quantas vezes, a ponta da narrativa abandonada num lugar sem nome e sem história, o puro discurso sem causa nem objectivo, cuja flutuação precisamente o irá tornar apto a servir como cenário ou adereço de não importa que drama ou ficção, este rodeio, que principiou por indagar sobre horas de sono e vigília para vir a rematar em gasta reflexão sobre a curteza das vidas e a longevidade das esperanças, este rodeio, acabemos, encontrará justificação se, subitamente, nos perguntarmos quantas vezes, ao longo da vida, vai uma pessoa à janela, quantos dias, semanas e meses ali passou, e porquê. (Saramago, História do Cerco de Lisboa)

Zo'n brede rodeo, onweerstaanbaar gemaakt door de manier waarop de woorden aan elkaar trekken, niets anders lijken te doen dan het verlangen volgen van degenen die zich uiteindelijk voor hen zullen moeten verantwoorden, maar hen op een dwaalspoor brengen, tot op het punt dat het einde van het verhaal vaak verlaten achterblijft op een plek zonder naam en zonder verhaal, puur vertoog zonder oorzaak of doel, wiens fluctuatie het juist geschikt maakt om als decor of rekwisiet te dienen voor welk drama of fictie dan ook, deze rodeo, die begon met vragen over slaap- en waakuren om te eindigen in een uitgeputte reflectie over de kortheid van levens en de levensduur van hoop, deze rodeo, laten we eindigen, zal zijn rechtvaardiging vinden als we ons plotseling afvragen hoe vaak iemand in zijn leven naar het raam gaat, hoeveel dagen, weken en maanden hij daar heeft doorgebracht, en waarom. (DeepL-vertaling)

Zo’n lange omweg, onweerstaanbaar/onontkoombaar gemaakt doordat het ene woord geneigd is het andere op te roepen, hoewel ze slechts het verlangen lijken te volgen van wie uiteindelijk verantwoordelijk voor ze is, maar hem [in werkelijkheid] dusdanig misleiden dat, je ziet het zo vaak/hoe vaak gebeurt het niet, ze de lijn van het verhaal op een plaats zonder naam en geschiedenis in de steek laten, een puur vertoog zonder oorzaak of doel, dat juist door zijn eigen voortgang kan gaan dienen als decor of rekwisiet voor willekeurig welk drama of werk van fictie, die omweg, die begon met een vraag over de uren van slapen en waken en uitliep op een versleten/sleetse/vermoeide bespiegeling over de kortheid van het leven en de lange levensduur van de hoop, die omweg, zeggen we ter afronding, vindt zijn rechtvaardiging wanneer we ons ineens afvragen hoe vaak iemand in zijn leven naar het raam loopt, hoeveel dagen, weken en maanden hij daar doorbracht, en waarom. (contrastvertaling met uitwerking per zinsdeel, Arie Pos)

Zo'n grote omweg, die zich onweerstaanbaar opdrong omdat het ene woord het andere nu eenmaal oproept, terwijl het net is alsof woorden niet meer doen dan de wens volgen van degene die er uiteindelijk voor verantwoordelijk is, maar hem intussen dusdanig misleiden dat ze, hoe vaak gebeurt dat niet, de draad van het verhaal ergens op een plaats zonder naam en geschiedenis achterlaten, het pure vertoog zonder oorzaak of doel, dat door zijn eigen voortgang juist in staat wordt gesteld om als decor of opsiering te dienen van n'importe welk drama of verzinsel, deze omweg, die begon met een onderzoek naar uren van slapen en waken, en ten slotte uitmondde in een uitvoerige bespiegeling over de korte duur van het leven en het langdurige leven van de hoop, deze omweg, laten we eindelijk afronden, zal terecht blijken als je je ineens afvraagt hoe vaak je tijdens je leven naar het raam loopt, hoeveel dagen, weken en maanden je daar hebt doorgebracht, en waarom. (Saramago, Het beleg van Lissabon, vertaald door Harrie Lemmens)

Semantische vertaalproblemen

Semantische vertaalproblemen hebben betrekking op de betekenis en het gebruik van woorden en zinsdelen in de context van de brontekst. Een schoolvoorbeeld van een semantisch vertaalprobleem, is het cultuurgebonden begrip (de reale). Des te groter de afstand tussen twee culturen, des te groter is de kans dat realia echt problemen opleveren (zie Van Haute, 2024). Een ander schoolvoorbeeld is de valse vriend. Valse vrienden zijn woorden die zowel in de bron- als in de doeltaal voorkomen – min of meer in dezelfde vorm – en die verschillende betekenissen hebben. Valse vrienden zijn er ook in het Portugees. Een bekend voorbeeld is ‘actual’ dat in het Portugees ‘huidig’ betekent, terwijl het Nederlandse ‘actueel’ ‘relevant’ betekent. Deze woorden kunnen tot misverstanden leiden als ze niet correct worden vertaald. Toch mag van een vertaler met een goede beheersing van beide talen worden verwacht, dat valse vrienden snel herkend worden.

Een semantisch probleem dat vertalers ook parten kan spelen, is de weergave van abstract taalgebruik. Zelfs in alledaagse gesprekken merk je dat Portugeestalige mensen zich erg abstract kunnen uitdrukken. Dit heeft niet zozeer te maken met een voorliefde voor pompeuze taal, maar met het taaleigen. In het Nederlands moet je dus voortdurend op zoek naar een actievere formulering, een formulering die vaak gewoontjes aandoet in vergelijking met de Portugese variant. Hier volgt een voorbeeld: ‘Karl Marx explicou o funcionamento do capitalismo melhor do que ninguém’. Het zelfstandig naamwoord ‘functionamento’ is vrij transparant. Kiezen voor ‘functionering’ of ‘werking’ is echter niet verstandig. Een nodeloos logge en zware vertaling kan je vermijden door voor een transpositie te kiezen: ‘Als geen ander wist Karl Marx uit te leggen hoe het kapitalisme werkt’.

In het voorbeeldzinnetje dat we onder grammaticale vertaalproblemen hebben gebruikt (‘Bem gostaria de saber onde você comprou este livro’), komen we trouwens ook een interessant vertaalprobleem tegen dat nog niet is besproken. In de zin wordt er gerept van een ‘você’. Hoewel een vertaling met ‘u’ taalkundig gezien voor de hand ligt, is het maar zeer de vraag of ‘u’ hier gepast is. Er is namelijk een verschil tussen het gebruik van formele en informele aanspreekvormen tussen het Portugees en het Nederlands. Nederlanders tutoyeren steeds vaker, terwijl Portugezen eerder formele vormen gebruiken, zoals ‘o senhor’ of ‘a senhora’ – vergelijkbaar met: ‘Belieft meneer een kopje thee’. Het juiste gebruik van deze vormen hangt sterk af van de sociale context en de relatie tussen de sprekers. In principe hanteren we in het Nederlandse taalgebied de u-vorm om afstand te bewaren en hanteren ze in Portugal alleen de je/jij (tu) als je onder gelijken verkeert – ‘als je bij elkaar in de klas hebt gezeten’. Toch zien we dat er in Portugal langzaam verschuiving optreedt, vooral onder jongeren. Om een beeld te geven van de vele mogelijkheden die het Portugees biedt en de vertaalkeuzes waar een vertaler voor gesteld wordt, volgt hier een overzicht van alledaagse zinnetjes in het Portugees en een mogelijke vertaling:

Tabel verschillen tutoyeren vousvoyeren

Overigens is met name de vertaling van derde persoon enkelvoud een crime, omdat het in het Nederlands vaak (hoogst) ongebruikelijk is om die letterlijk over te nemen. Het Portugees mag dan een nulonderwerptaal zijn, het is bij bepaalde aanspreekvormen juist wel gebruikelijk een onderwerp te hanteren. Deze verschillende aanspreekvormen duiden namelijk bepaalde relaties, familiariteit, beleefdheid, hiërarchie, sociale afstand en/of status aan, die cultureel en zelfs regionaal gebonden (kunnen) zijn. Het Nederlands kent hierin minder gradaties en het is daardoor niet altijd mogelijk om dezelfde toon of hetzelfde register te behouden. Je wordt dus geregeld voor dilemma’s geplaatst, waarbij geen enkele oplossing de ideale is (zie Koster, 2024). 

Stilistische vertaalproblemen

Onder stilistische vertaalproblemen vallen de problemen die vooral te maken hebben met de weergave van typische stijlkenmerken in Portugeestalige teksten in het algemeen en literatuur in het bijzonder. Deze vertaalproblemen zouden we in dit geval ook functionele problemen kunnen noemen, omdat een foute weergave van stijlkenmerken de literaire functie van een tekst kan verstoren. 

Zo is muzikaliteit een stilistisch vertaalprobleem waar een vertaler vaak mee worstelt (zie ook Damsma, 2024). Het Portugees staat te boek als zangerige taal. Dit heeft te maken met beklemtoning, nasale klanken en het gebruik van klinkers. Neem de volgende cantiga van de Francisco Sá de Miranda: 

Cantiga van de Francisco Sá de Miranda

In ‘Comigo me desavim’ drukt de renaissancedichter een pijnlijke innerlijke strijd uit. Die strijd mondt uit in de vraag: hoe kan ik aan mijzelf ontsnappen? De onvermijdelijkheid zit vervat in het strakke ritme en het keurslijf van klanken. Dat keurslijf merken we nog het duidelijkst op in de laatste twee verzen. Daarin is er een klankverband tussen ‘trago’, ‘comigo’, ‘tamanho’ en ‘imigo’: hier schept de dichter het beeld van een ik-figuur die een (omvangrijke) vijandelijke gestalte meetorst. Maar er is ook een klankverband tussen ‘mim’ (2 keer), ‘comigo’ en ‘inimigo’, waardoor het beeld versterkt wordt dat de ik-figuur zelf de vijand is. Het is dan ook niet toevallig dat de paranomasie (of klankgelijkenis, zie Jakobson 1959, 2010) het meest hardnekkig is in de vormgelijkenis tussen ‘comigo’ (met mezelf) en ‘inimigo’ (vijand). 

Niet alleen in poëzievertaling, maar ook in proza- en toneelvertaling wil je het ritme en de muziek het liefst zo elegant mogelijk weergeven. Toch zie je dat het vaak lastig is om die twee te behouden, om bijvoorbeeld alliteratie en assonantie weer te geven. Soms leidt de zoektocht naar een gepaste weergave van ritme en klank tot gekunstelde oplossingen, waarbij woorden worden gekozen die niet passen bij de auteur, die volledig in onbruik zijn geraakt of die qua betekenis te ver van de betekenis van de brontekst liggen. Bij dat soort oplossingen, bijvoorbeeld in geval van rijmdwang, leidt het klankpatroon in de vertaling alleen maar af. Bij Sá de Miranda vormen de woorden ‘metgezel’ (als transpositie van: ‘met mezelf’, ‘comigo’) en ‘mezelf’ (mim) bouwstenen voor de weergave van dit gedicht, maar de klankgelijkenis met ‘inimigo’ leidt mogelijk tot lelijke alternatieven (denk aan: concurrent, nemesis). ‘Tegenstrever’ zou hier kunnen werken, al vormt dit woord qua klemtoon en ritmiek vermoedelijk een probleem. Zoals in veel gevallen, is het een kwestie van geduld, van puzzelen tot het ritmische en het zangerige functioneel kunnen worden weergegeven.

Ook de sociolinguïstische diversiteit kan een flinke stok in de wielen van de vertaler steken. Door het koloniale verleden vindt er kruisbestuiving plaats binnen de lusofone literatuur. Daardoor kom je, zelfs als je je richt op het Portugees van Portugal, ook in Portugese literatuur veel taalvarianten tegen. Een mooi voorbeeld is het literaire werk van Kalaf Epalanga. De Angolese muzikant-schrijver verhuisde als adolescent naar Portugal, op zoek naar een beter leven. In Também os brancos sabem dançar, een roman waarin verteld wordt over een muzikant die op de grens van Zweden en Noorwegen zonder geldig paspoort wordt aangehouden, weet hij op meesterlijke wijze Kuduro-invloeden te verwerken en doorspekt hij zijn taal met ‘angolismen’. Voor een vertaler zit ‘m de kneep in een gepaste weergave van de spanning tussen het Europees-Portugees en het Angolees-Portugees. Dat is zeker zo in dit werk waarin het hoofdpersonage staatloos zweeft tussen Angolees en Portugees staatsburgerschap. Zoals de theoreticus Berman (2010) al schreef, is het doorgaans niet echt zinvol om op zoek te gaan naar een vergelijkbare spanning binnen het Nederlands (bijvoorbeeld door Surinaams-Nederlands in de tekst te verwerken). 

Naslagwerken

Voor een succesvolle vertaling is het gebruik van de juiste naslagwerken cruciaal. Op de ELV-pagina’s over vertaalwoordenboekenverklarende woordenboeken en encyclopedieën vind je nuttige naslagwerken voor vertalers Portugees-Nederlands. Naast algemene woordenboeken moeten vertalers ook gespecialiseerde woordenboeken raadplegen die inzicht bieden in betekenisnuances en context van woorden. Zo spelen diachrone taalverschillen literair vertalers geregeld parten. Als je een roman uit de negentiende eeuw vertaalt, is het verstandig om ook een woordenboek uit die tijd te gebruiken. Ook taalvariatie wordt doorgaans niet goed ondervangen in algemene woordenboeken. Let dus goed op de herkomst van het werk dat je vertaalt. Vertaal je het werk van een Angolese schrijver, raadpleeg dan een Angolees-Portugees verklarend woordenboek om betekenissen correct weer te geven en de stijl van de auteur te behouden. 

Tot slot wijzen we op het belang van vakwoordenboeken en glossaria. Hoewel literaire teksten geen zakelijke teksten zijn, putten schrijvers vaak uit specialistische domeinen zoals flora en fauna, architectuur en gewoontes. Raadpleeg gedegen en toegespitste naslagwerken voor specifieke terminologie. Als je een passage over vogels vertaalt uit een Braziliaanse roman, gebruik dan bijvoorbeeld Ornitologia Brasileira (1984) in plaats van Aves de Portugal (2010). Door gebruik te maken van de juiste naslagwerken, zorg je ervoor dat menig vertaalprobleem als sneeuw voor de zon verdwijnt.

Geciteerde werken

Berman, Antoine. "Dertien vervormingen". Vertaald door H. Bloemen & W. Segers. Denken over vertalen, onder redactie van T. Naaijkens, C. Koster, H. Bloemen, & C. Meijer. Nijmegen: Vantilt, 2010, pp. 263–275.

Jakobson, Roman. "Enkele linguïstische aspecten van het vertalen". Vertaald door B. de Lange. Denken over vertalen, onder redactie van T. Naaijkens, C. Koster, H. Bloemen, & C. Meijer. Nijmegen: Vantilt, 2010, pp. 129-134.

Lemmens, Marcel. Als je BGRPT wat ik BDL. 101 regels voor het schrijven van heldere en overtuigende teksten. Zaltbommel: Haystack, 2020.

Renkema, Jan. Schrijfwijzer. ’s Gravenhage: SDU, 2002.