Verre culturen en het vertalen van realia

Geplaatst op: 20 februari 2024

Op deze pagina lees je hoofdstuk 2.2. uit Alles verandert altijd. Perspectieven op literair vertalen. In dit hoofdstuk bespreekt Luk Van Haute wat vertalen uit talen van verre landen (het Japans in zijn geval) anders maakt dan vertalen uit talen van nabijgelegen gebieden.

Een en ander maakt vertalen uit talen van verre landen (het Japans in mijn geval) net dat tikje anders dan uit die van onze buurlanden. Niet alleen de linguïstische en geografische afstand is groter, ook cultureel zijn er aanzienlijke verschillen. Verschijnselen en begrippen die specifiek zijn voor een bepaalde cultuur, en de woorden of termen die ernaar verwijzen, noemen we in de vertaalwetenschap “realia” (Grit 1997: 42). En hoewel we tegenwoordig (bijna) allemaal sushi eten, blijft bij veel van die realia het Verre Oosten echt nog wel ‘ver’.

Voor de vertaler is de centrale vraag hierbij: hoeveel voorkennis mag je van je lezerspubliek verwachten? Wat kennis van pakweg de Franse cultuur betreft, is de gemene deler ongetwijfeld groter dan bij verre culturen. Een literaire vertaling maak je in principe niet uitsluitend voor kenners van die cultuur. Je moet ook rekening houden met de leken. Het is dus voortdurend afwegen wat je als ‘(min of meer) algemeen geweten’ mag beschouwen. Culinaire termen zijn hierbij een voor de hand liggend voorbeeld. Sushi kent iedereen, dus daar is de keus niet moeilijk. Maar wat met yakitori of edamame? Die lekkernijen zijn bekend bij wie weleens een Japans restaurant bezoekt, maar dat geldt zeker niet voor alle lezers. Er zijn ook historische evoluties in deze problematiek, door onder meer de invloed van het internet en de groeiende globale verspreiding van populaire cultuurvormen als manga (strips) en anime (animatiefilms).

Diederik Grit zet in zijn artikel “De vertaling van realia” acht mogelijke strategieën op een rij: handhaving, leenvertaling, benadering, omschrijving of definiëring, kernvertaling, adaptatie, weglating, en een combinatie van deze. Ik voeg er ook nog ‘voetnoten’ en ‘verklarende woordenlijst’ aan toe. Geen van deze strategieën is alleenzaligmakend en overal toepasbaar. Het is bij ieder apart geval weer wikken en wegen wat het beste is. Grit geeft voorbeelden uit het Nederlands, maar laten we even kijken naar het Japans.

Een algemene regel bij veel uitgeverijen is dat je een woord mag laten staan (handhaving dus) als het in Van Dale is opgenomen. Het hoeft in dat geval ook niet cursief. Toch is die aanpak niet altijd evident. De afgelopen jaren zijn Japanse woorden in Van Dale beland als ‘karoshi’ en ‘hikikomori’, maar aannemen dat de betekenis ervan ook algemeen bekend is, zou voorbarig zijn. Ga je dus voor ‘hikikomori’ (handhaving), ‘sociale kluizenaar’ (omschrijving), ‘teruggetrokkene’ (leenvertaling) of nog een andere strategie? Een bijkomend probleem bij handhaving is trouwens dat dezelfde Japanse klank in het Nederlands bij relatief recent opgenomen woorden (zoals ‘futon’ of ‘no’) soms anders wordt gespeld dan bij oudere (zoals ‘samoerai’ of ‘butoh’). Volg je Van Dale of blijf je consequent binnen je eigen tekst?

Een argument pro handhaving is dan weer dat het in deze tijden van Google en Wikipedia voor lezers vrij eenvoudig is om een woord op te zoeken als ze het niet kennen. Maar overdreven handhaving zou de redactie (en het niet-deskundige lezerspubliek) tot wanhoop drijven. Dus geen zinnen als: ‘Ik kocht aan de midori no madoguchi naast de kaisatsuguchi een teiki voor de shinkansen.’

Zo kan elk van de strategieën werken in het ene geval en problematisch zijn in een ander. De ‘honderdyenshop’ kan als leenvertaling van ‘hyakuenshoppu’ werken, als lezers tenminste weten dat honderd yen ongeveer een euro (weinig geld dus) is. Bij ‘nieuwe stamlijn’ (shinkansen) kunnen ze zich waarschijnlijk niet veel voorstellen.

Benadering kan verdedigbaar zijn bij ‘hst’ voor ‘shinkansen’ of bij ‘IC-trein’ voor ‘kyūkō’, maar bij ‘klompen’ of ‘slippers’ voor ‘geta’ of ‘kippenspiesjes’ voor ‘yakitori’ loop je toch het gevaar een verkeerde indruk te wekken. In Nederland doemt bij dat laatste pindasaus op, kan ik me voorstellen.

Omschrijving of definiëring werd vroeger vaker toegepast, heb ik de indruk. Het kan handig zijn, zeker in combinatie met handhaving. Je behoudt bijvoorbeeld het woord bij de eerste vermelding (‘Ik bestelde yakisoba’), om het dan in de volgende zin te omschrijven: (‘De serveerster zette het bord gebakken noedels voor me neer.’). Maar het is niet altijd even doeltreffend. Is ‘gefermenteerde sojabonen’ bijvoorbeeld zo veel duidelijker dan ‘natto’?

Het mag ook niet te opzichtig of onnatuurlijk overkomen: ‘manga, de typische Japanse strip’. Bij uitbreiding geldt dit ook voor persoons- en plaatsnamen (die ik ook onder de ruime paraplu van realia stop). Een Japanner weet automatisch wie of wat wordt bedoeld, of maakt een specifieke associatie, een buitenlander niet noodzakelijk. Zo kan ‘Isuzu Yamada’ in de vertaling ter verduidelijking ‘de actrice Isuzu Yamada’ worden. Maar hier is voorzichtigheid geboden. Tenslotte voeg je aan de brontekst extra tekst toe, in wezen een soort verwerkte voetnoot. Je lezer kan ook gaan denken: waarom doet deze auteur zo uitleggerig?

In de Engelse vertaling van Takashi Hiraide’s De kat trof ik een paar van die extreme voorbeelden aan in verband met plaatsnamen. In mijn vertaling staat: “Net toen we het thuis niet langer uithielden, werd ik toevallig gebeld door een vriend die in een bar in Shinjuku zat te drinken” (2015: 92). Dat is in het Engels: “Right at the point where it had become unbearable a friend called up from a bar in Shinjuku, one of the major entertainment districts in the city, its narrow labyrinthine alleys lined with numerous little drinking spots” (2014: 75-76). Belangrijke afweging hier is ook: is de extra uitleg nodig voor het (contextuele) begrip van de tekst, of is het alleen een leuk weetje?

Ook kernvertaling werd vroeger veel gebruikt, maar vaak uit gemakzucht. Een ‘kūkan junkyō’ (op de Engelstalige infoborden in Tokio een ‘section semi-express’ genoemd), wordt dan gewoonweg een ‘trein’. En een ‘yukata’ is eenvoudig een ‘kimono’. Probleem hiermee is dat je kunt raken aan de stijlkenmerken van een auteur. Voor iemand als Haruki Murakami zijn specifieke merknamen en dergelijke juist een belangrijk stilistisch element. Zijn personages rijden niet met ‘de auto’ of drinken niet zomaar ‘een glas whisky’. Zo ook was Jun’ichiro Tanizaki heel precies in zijn beschrijvingen van kleding. Het verdient aanbeveling dat te respecteren.

Nog minder wenselijk is adaptatie. Personages drinken dan geen Kirin maar Jupiler of Heineken (kernvertaling zou zijn: ‘een biertje’). De redenering daarachter is exotiek vermijden en de leeservaring even ‘natuurlijk’ maken als voor de lezer van de brontekst. Een frappant voorbeeld van hoe zoiets fout kan lopen, vond ik in de Engelse vertaling van het kortverhaal ‘Downtown’ van Fumiko Hayashi uit 1948. In zijn vertaling van 1956 verandert Ivan Morris zalm in kabeljauw, omdat hij die vis beter vindt passen bij arme mensen (zalm was midden jaren vijftig in het Westen dure vis, in tegenstelling tot in Tokio vlak na de oorlog). Helaas is de prijs van beide vissen inmiddels weer in omgekeerde richting gefluctueerd. Met dat soort ingrepen kun je dus maar beter uitkijken.

En dan rest ons nog weglating. Je zou geneigd zijn te denken dat deze strategie laakbaar is en respectloos tegenover de auteur van de brontekst, maar ze wordt, vooral in de VS, toch nog verbazend vaak toegepast, heb ik mogen vaststellen. En in bepaalde gevallen gaat het om wat Will Slocombe ‘ethisch vertalen’ noemt (2004: 2).

In 2008 vertaalde ik Murakami’s roman Dans dans dans. Toen ik de brontekst vergeleek met de Engelse vertaling, viel me meteen een verschil in dikte op. Ik merkte gaandeweg dan ook dat er nogal wat tekst was verdwenen, zowat een vierde van het boek zelfs. Een opmerkelijk voorbeeld was deze passage (een dertiger, een typische Murakami-protagonist, zit met een meisje van dertien in de bar van een hotel op Hawaii):

Ik dronk opnieuw een pina colada en zij nam een vruchtensap. “Mag ik daar nog een slokje van?” zei Yuki, naar mijn pina colada wijzend. “Ja hoor,” zei ik, en ik verwisselde onze glazen. Met een rietje slurpte Yuki een tweetal centimeter pina colada naar binnen. “Lekker,” zei ze. “Het smaakt een beetje anders dan in de bar van gisteren.”

 Ik riep de ober en bestelde nog een pina colada. Die gaf ik helemaal aan Yuki. “Drink maar op,” zei ik. “Als je me elke avond gezelschap houdt, kun je binnen een week de beste pina colada-kenner van alle Japanse scholieren worden.”

 Bij het zwembad speelde een heus dansorkest “Frenesi”. (2008: 302)

In de Engelse vertaling staat:

I had a pina colada again and Yuki her usual fruit punch. A dance band was playing “Frenesi”. (1994: 256)

Naast drank voor minderjarigen is om ‘ethische’ redenen ook een Playboy en nogal wat seks, drugs en rock-’n-roll verdwenen, en dat voor een boek dat Dans dans dans heet.

Het is geen alleenstaand geval. In het verhaal ‘Gifkruid’ van Ranpo Edogawa uit 1927 staat: “Bovendien had ze alweer een vijf maanden oude foetus in haar buik”(2014: 115). De vrouw drijft die vrucht af door een speciaal kruid te eten. In het Engels wordt dat iets vager: “Her stomach was swollen with yet another on the way” (1962: 37). Abortus ligt gevoelig in Amerika, en al helemaal bij een foetus van vijf maanden.

Tussen haakjes: je krijgt daardoor weleens vervelende opmerkingen van de persklaarmaker, die zich baseert op de Engelse vertaling en discrepanties met de Nederlandse ziet. En Engelse vertalingen als tussenvertaling gebruiken (wat helaas nog weleens gebeurt) is ook om die reden al helemaal geen goed idee.

Het is me echter ook al overkomen, bijvoorbeeld bij romans van een eeuw of meer oud, dat het aantal realia zo groot is, dat ik opteer voor het achteraan toevoegen van een verklarende woordenlijst (met daarin de in cursief gehandhaafde woorden). Het voordeel ten opzichte van voetnoten is dat zo’n lijst minder storend werkt. Wie het begrip of de term begrijpt, kan gewoon doorlezen.

In het Japans heb je verder ook het verschijnsel dat er Engelse woorden worden ‘uitgevonden’. Op het eerste gezicht lijken het dus leenwoorden, maar eigenlijk zijn het neologismen.1 Een bekend voorbeeld is ‘walkman’. Dat woord bestond niet in het Engels. Toen Sony zijn draagbare cassettespeler op de markt bracht, gaf het bedrijf hem die naam mee. De walkman veroverde de wereld en zo kwam het woord ook het Engels en het Nederlands binnen, zodat het voor vertalers geen probleem meer vormt. Maar dat ligt anders bij bijvoorbeeld ‘konbini’, de afkorting van het Engelse ‘convenience store’. Deze winkels zijn in het Japanse straatbeeld zo alomtegenwoordig en maken zo’n centraal deel uit van het dagelijks leven dat niemand nog stilstaat bij de etymologie van het woord ‘konbini’. Bij ons zijn mogelijke vertalingen/equivalenten als ‘gemakswinkel’, ‘nachtwinkel’ of ‘buurtsuper’ echter lang niet zo ingeburgerd en/of ze dekken niet helemaal de lading.

Bij talen als het Chinees, Japans, Koreaans, Arabisch, Russisch en Thais is er bovendien een ander schriftsysteem. Dit heeft op zich niet direct met realia te maken, maar het kan wel voor extra complicatie zorgen. Het Japanse schrift combineert ‘karakters’ of ‘kanji’ (bijna tweeduizend jaar geleden ‘geleend’ van de Chinezen) met twee fonetische systemen op basis van syllaben: hiragana en katakana.

Een voorbeeld van het complexe spel met die systemen trof ik aan in de openingszinnen van de roman Sensei no kaban (2001) van Hiromi Kawakami, die als Nederlandse titel De tas van de leraar heeft. Zowel over ‘kaban’ (tas) als ‘sensei’ (leraar) was enige discussie met de uitgever (over een titel heeft een vertaler nu eenmaal doorgaans niet het laatste woord). Het woord ‘sensei’ zorgde ook elders voor problemen. Dit zijn de twee openingszinnen (mijn onderlijning):

正式には松本春綱先生であるが、センセイ、とわたしは呼ぶ。「先生」でもなく、「せんせい」でもなく、カタカナで「センセイ」だ。

Aan het woord is een vrouw van middelbare leeftijd, die in een kroeg haar oud-leraar van op de middelbare school tegen het lijf loopt. Omgezet naar ons alfabet wordt dit:

Seishiki ni wa Matsumoto Harutsuna-sensei dearu ga, sensei, to watashi wa yobu.
Sensei’ de mo naku, ‘sensei’ de mo naku, katakana de ‘sensei’da.

Wat meteen opvalt: de onderlijnde woorden in het Japanse schrift zien er telkens duidelijk anders uit, maar in het alfabet staat drie keer hetzelfde: ‘sensei’. Het eerste is kanji, het schrift dat normaal wordt gebruikt voor dit woord. Het tweede is hiragana, het schrift voor voornamelijk partikels, voorzetsels, uitgangen en dergelijke. Dit zou echter ook nog een aanvaardbare manier zijn om het woord ‘sensei’ te schrijven. De derde versie is katakana, dat hiervoor normaal nooit zou worden gebruikt, want het dient in principe voor vreemde woorden, of voor onomatopeeën.

Letterlijk staat er: “Officieel is het Haratsuna Matsumoto-sensei, maar ik noem hem ‘sensei’. Het is niet ‘sensei’, het is ook niet ‘sensei’, het is ‘sensei’ in katakana.” Simpel dus, maar niet een vertaling die je naar een redacteur kunt sturen. Je moet er dus iets anders op vinden.

Wat is het in het Duits geworden?

Offiziell müsste ich meinen alten Lehrer bei seinem vollen Namen nennen: Harutsuna Matsumoto-sensei – Herr Lehrer Harutsuna Matsumoto –, aber für mich bleibt er einfah der «Sensei». (Ursula Gräfe & Kimiko Nakayama-Ziegler, 2008: 5)

We zien hier definiëring/omschrijving van het woord ‘sensei’, en ook wat contextuele toevoeging. De drie schriftvariaties (en daarmee in feite de hele tweede zin) worden weggelaten.

Het Frans:

En bonne et due forme, c’est le professeur Matsumoto Harutsuna, mais je l’appelle seulement «le maître». Et encore sans majuscule, le maître, tout simplement. (Elisabeth Suetsugu, 2005: 3)

Hier is sensei (geen handhaving) eerst ‘professeur’ dan ‘maître’ (met toevoeging van het lidwoord ‘le’). En er staat: ‘zonder hoofdletter’.

Het Engels:

His full name was Mr. Haratsuna Matsumoto, but I called him ‘Sensei.’ Not ‘Mr,’ or ‘Sir,’ just ‘Sensei.’ (Allison Markin Powell, 2012: 1)

In deze kortste en eenvoudigste vertaling hebben we eerst ‘Mr.’ en verder ‘Sir’ en ‘Sensei’. Eigenlijk is dit een wat rare oplossing. Alsof in een vertaling van een Engelse roman zou staan: “Ik noemde hem niet ‘meneer’ of ‘de heer’ maar ‘sir’.”

Tot slot het Nederlands:

Officieel had ik hem bij zijn volledige naam en titel moeten aanspreken, met Harutsuna Matsumoto-sensei dus, maar ik noemde hem gewoonweg Sensei. Niet ‘sensei’, maar ‘Sensei’ met een hoofdletter. (Luk Van Haute, 2010: 3)

Hiermee behield ik de nuance dat het ongebruikelijk is, want ‘sensei’ is een zelfstandig naamwoord, dus normaal niet met een hoofdletter, maar hier wel, omdat het voor de vrouw fungeert als zijn (eigen)naam. Ook het spelen met het schriftsysteem blijft hierdoor (enigszins) bewaard. Het gaat niet alleen om het woord ‘sensei’ op zich, maar ook om de schrijfwijze.

Een lezer merkte trouwens per mail op: hoe kun je nu iemand ‘noemen’ met een hoofdletter? Maar dat is nu eenmaal de betekenis van het Japanse werkwoord ‘yobu’, en je kunt iemand evenmin ‘in katakana’ noemen. Het is precies de bedoeling van de auteur dat het ongewoon klinkt.

Met het Japanse schrift wordt dus gespeeld. Boven minder frequent gebruikte kanji (of ernaast bij verticaal gedrukte teksten) wordt fonetisch de uitspraak geschreven (want ook Japanners kunnen tegenwoordig niet al die tekens zomaar lezen). Soms nemen ze echter de uitspraak van een ander kanji. Bijvoorbeeld ‘nusumu’ (stelen) boven ‘toru’ (pakken) in De kat. Welk van beide kies je dan? In een mail aan de uitgever stoorde een lezeres zich overigens aan ‘jatten’ (mijn keus), want volgens haar ‘paste dat niet bij de Japanse cultuur’. Ze wilde, uit onwetendheid, ook al ethisch vertalen.

Ook met het visuele aspect van het schrift wordt gespeeld. is het kanji voor ‘rivier’ (let op het middelste streepje, dat iets korter is). Dan lees je een zin als: ‘De ouders en hun kind sliepen in de vorm van rivier.’ Mogelijke vertaling is: ‘Ze sliepen met het kind tussen hen in.’ De betekenis klopt, maar het taalspelletje is weg. Tegenwoordig hebben zetters geen technische problemen meer met het Japanse schrift. Ik heb het karakter dus al overgenomen in de vertaling (‘in de vorm van het kanji ’). Maar bij collega Geert van Bremen zag ik een andere, ingenieuze oplossing: ‘slapen in de jij-vorm’ (Takuji Ichikawa 2011: 77). Ook hier speelt dus de keus in strategie: handhaving, leenvertaling, adaptatie …?

Er zijn meer zulke dingen. is het karakter voor ‘acht’ en wordt weleens gebruikt om aan te geven dat iemand de wenkbrauwen fronst. Je wenkbrauwen optrekken ‘in de vorm van het cijfer acht’ ligt enigszins moeilijk. Een mogelijkheid is ‘tot omgekeerde v’s’. Iets soortgelijks heb je met: ‘zijn mond vertrekken in de vorm van (het fonetische teken) (he)’. Het wil zeggen: een mondhoek optrekken. Hiervoor heb ik nog geen pasklare ‘taaloplossing’ gevonden of gezien.

Nog een bijzonder geval: in Japan gebruiken ze tegenwoordig onze jaarrekening, maar ze hebben ook een eigen systeem, dat werkt met regeerperiodes van de keizers. Zo is 2018 in Japan ook het jaar Heisei 30, omdat keizer Akihito in 1989 de troon besteeg en zijn regeerperiode de naam Heisei kreeg. Maar laat je dat staan of pas je het aan? De voor de hand liggende keus hier is omzetten naar onze tijdrekening, omdat de lezer anders niet begrijpt over welk jaar het gaat. Maar ik heb er ook al voor gekozen om het Japanse systeem te behouden in vertaling. Met name in het verhaal ‘Kroniek van de overtocht naar Fudaraku’ van Yasushi Inoue (1961). Dat verhaal speelt zich af in de zestiende eeuw, wat ook uit de context duidelijk wordt. Ik heb hier de Japanse jaartelling behouden, omdat het bij de gemiddelde hedendaagse Japanse lezer evenmin parate kennis is dat ‘het achtste jaar van Eiroku’ overeenkomt met 1565. In dit concrete geval achtte ik het precieze jaar minder belangrijk dan het historische trekje.

Ook leeftijden werden traditioneel anders geteld. In het systeem van kazoedoshi ben je een jaar oud bij de geboorte en word je twee op 1 januari. Een baby van een paar maanden oud kan dus al ‘twee jaar’ zijn. Een interessant dilemma had ik bij de vertaling van Yasunari Kawabata’s roman Schoonheid en verdriet (1965), waarin een vrouw van veertig en een meisje van zeventien (dat een relatie heeft met een oudere man) voorkomen, maar dan wel in kazoedoshi. Eigenlijk waren ze volgens onze telling dus negenendertig en zestien respectievelijk. Ik heb toch de kazoedoshi behouden, omdat de leeftijd van ‘veertig’ ook symbolisch belang heeft, en een seksuele relatie van een oudere man met een meisje van zestien toch nog net iets anders is dan met een van zeventien volgens onze eigentijdse moraal (de enige keer dat ik ‘ethisch vertalen’ in overweging nam).

Zoals ze zo mooi zeggen in het Japans: keesu bai keesu.

Bibliografie

Edogawa, Ranpo. “Gifkruid.” (1927). Vert. Luk Van Haute in Liefdesdood in Kamara (2014), p. 114-118. / Vert. Seth Jacobowitz in The Edogawa Rampo Reader. Kurodahan Press, 2008, p. 35-41.

Grit, Diederik. “De vertaling van realia.” Filter 4:4 (1997), p. 42-48. Geactualiseerde versie in Naaijkens, Ton, Cees Koster, Henri Bloemen en Caroline Meijer (red.). Denken over vertalen. Tekstboek vertaalwetenschap. Nijmegen: Van Tilt, 2010, p. 189-196. Online op https://vertaalverhaal.nl/project/de-vertaling-van-realia/.

Hayashi, Fumiko. “Downtown.” (1948). Vert. Luk Van Haute in Liefdesdood in Kamara (2014), p. 170-184. / Vert. Ivan Morris in Modern Japanese Stories. Charles E. Tuttle, 1962, p. 349-364.

Hiraide, Takashi. De kat (2001). Vert. Luk Van Haute. Amsterdam: Meulenhoff, 2015. / The Guest Cat. Vert. Eric Selland. New Directions, 2014.

Ichikawa, Takuji. Bij jou zijn (2003). Vert. Geert van Bremen. Amsterdam: Contact, 2011.

Inoue, Yasushi. “Kroniek van de overtocht naar Fudaraku.” (1961). Vert. Luk Van Haute in Liefdesdood in Kamara (2014), p. 205-226.

Kawabata, Yasunari. Schoonheid en verdriet (1965). Vert. Luk Van Haute. Amsterdam: Meulenhoff, 2005.

Kawakami, Hiromi. De tas van de leraar (2001). Vert. Luk Van Haute. Amsterdam: Atlas, 2010. / Der Himmel ist blau, die Erde ist weiß. Vert. Ursula Gräfe & Kimiko Nakayama-Ziegler. Carl Hanser Verlag, 2008. / Les années douces. Vert. Elisabeth Suetsugu, Picquier 2005. / The Briefcase. Vert. Allison Markin Powell. Counterpoint, 2012.

Murakami, Haruki. Dans dans dans (1988). Vert. Luk Van Haute. Amsterdam: Atlas, 2008. / Dance Dance Dance. Vert. Alfred Birnbaum. Kodansha International, 1994.

Slocombe, Will. “Haruki Murakami and the Ethics of Translation.” CLCWeb: Comparative Literature and Culture 6.2 (2004), https://doi.org/10.7771/1481-4374.1232. Geraadpleegd 12 februari 2019.

Van Haute, Luk (samenstelling en vertaling). Liefdesdood in Kamara en andere Japanse verhalen. Amsterdam: Atlas Contact, 2014.

Noten

[1]      Zie ook hoofdstuk 2.5.

Inhoudstafel

Voorwoord bij de tweede editie – Lieven D’hulst & Chris Van de Poel

Woord vooraf bij de eerste editie – Lieven D’hulst & Chris Van de Poel

Deel I – Het werk in goede banen

1.1.    Literair vertaler word je, woord na woord … – Carlo Van Baelen

1.2.    Zichtbaarheid van literair vertalers – Gys-Walt van Egdom en Christophe Declercq

1.3.    Basiskennis en -vaardigheden – Chris Van de Poel

1.4.    Naslag – Chris Van de Poel

1.5.    Hoe bronteksten lezen? – Philippe Noble

1.6.    Relatie tussen auteur en vertaler – Nicolette Hoekmeijer

1.7.    Vertolking 2.0 – Over het opnieuw vertalen van klassiekers – Barber van de Pol

1.8.    Duovertalen – Niek Miedema & Harm Damsma

Deel II – Belangrijke begrippen

2.1.    Equivalentie in de vertaalpraktijk en de vertaalstudie – Henri Bloemen

2.2.    Verre culturen en het vertalen van realia – Luk Van Haute

2.3.    Vertaalprocedés – Stella Linn

2.4.    Vertaling en stijl – Cees Koster

2.5.    Creatief vertalen – Harm Damsma

2.6.    De vertaling van meerstemmigheid en meertaligheid – Désirée Schyns

2.7.    Humor – Jeroen Vandaele

2.8.    Vertalen als intertekstuele praktijk – Paul Claes

2.9.    Technologie voor literair vertalers – Gys-Walt van Egdom

Deel III – Een focus op genres

3.1.    Het vertalen van narratief proza – Franco Paris

3.2.    De regels voorbij: het vertalen van poëzie – Onno Kosters

3.3.    Enige hardop uitgesproken gedachten over het vertalen van theater – Erik Bindervoet

3.4.    Denken in veelvoud: het vertalen van filosofische teksten – Jeanne Holierhoek

3.5.    Non-fictie vertalen – Jelle Noorman

3.6.    Vertalen van kinder- en jeugdliteratuur – Goedele De Sterck

Deel IV – Na het vertalen

4.1.    (Zelf)revisie – Laura van Campenhout & Ine Willems

4.2.    Omgaan met promotie, prijzen en recensies – Janny Middelbeek-Oortgiesen

4.3.    De beoordeling van de vertaling – Fedde van Santen

Bijlage I – Lijst van geciteerde vertalingen

Bijlage II – Bioschetsen van de auteurs

Namenregister